Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.de maatschap [appellant2] en [appellante3] ,
de maatschap,
2. [appellant2] ,
[appellant2]
3. [appellante3] ,
[appellanten] c.s.,
Ten Brinke,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven en de vorderingen
De grieven 1 tot en met 4richten zich tegen de uitleg van de overeenkomst tussen Ten Brinke c.s. en [appellanten] c.s.
Grief 5richt zich tegen de toewijzing van de buitengerechtelijke incassokosten.
Die afspraken houden volgens [appellanten] c.s. een derdenbeding in, zoals bedoeld in artikel 6:253 lid 1 BW. Nu Ten Brinke heeft gehandeld naar deze afspraken, heeft Ten Brinke die afspraken aanvaard en is Ten Brinke partij geworden bij deze overeenkomst. Ten Brinke kan rechtstreeks betaling vorderen van Van der Bijl. Ten Brinke heeft in strijd met die afspraak het meerdere aan [appellanten] c.s. gefactureerd. Zij zijn echter niet tot betaling daarvan gehouden, aldus [appellanten] c.s.
6.De beslissing
uitsluitendbewijs door bewijsstukken wensen te leveren, zij die stukken op de roldatum 18 juni 2019 in het geding dienen te brengen;
c.s., van haar advocaat en van de getuigen zal/zullen opgeven op de
roldatum18 juni 2019, waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;