Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in het principaal hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de bepaling van de partneralimentatie na een echtscheiding tussen partijen, die in 1975 zijn getrouwd en in 2017 zijn gescheiden. De man heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland van 20 december 2017 aangevochten, waarin de partneralimentatie was vastgesteld op € 5.170,- per maand. De man betwist de behoefte van de vrouw en stelt dat zij samenwoont met een derde, wat zijn alimentatieverplichting zou beëindigen op grond van artikel 1:160 van het Burgerlijk Wetboek. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de man zijn grieven heeft ingediend en de vrouw in incidenteel hoger beroep is gekomen. De vrouw heeft haar behoefte aan alimentatie onderbouwd met een behoeftelijst, terwijl de man zijn verweer heeft gebaseerd op de vermeende samenwoning van de vrouw met de heer [B]. Het hof heeft vastgesteld dat de man onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat er sprake is van een samenleving in de zin van artikel 1:160 BW. De vrouw heeft haar behoefte aan alimentatie onderbouwd en het hof heeft geoordeeld dat de man in staat is om een bijdrage van € 4.911,- per maand te betalen. De beschikking van de rechtbank is vernietigd en de alimentatie is vastgesteld op dit bedrag, met de bepaling dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.