Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
in eerste aanleg: gedaagde,
in eerste aanleg: eiseres,
1.Het geding in eerste aanleg
14 december 2016, dat de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, heeft gewezen.
2.Het geding in hoger beroep
- de antwoordakte aan de zijde van [Appellant] ,
- de antwoordakte aan de zijde van Dexia.
3.De vaststaande feiten
€ 1.123,15 aan dividenden ontvangen.
3.11 Bij brief van 17 oktober 2016 heeft Leaseproces wederom een brief gestuurd om de verjaring van enige vorderingen op Dexia te stuiten.
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep5.1 [Appellant] heeft in hoger beroep het hof verzocht het vonnis te vernietigen en de vordering van Dexia alsnog af te wijzen. [Appellant] heeft daarnaast het hof gevraagd voor recht te verklaren dat zijn echtgenote contractspartij was bij de overeenkomst en Dexia te veroordelen in de kosten van beide instanties alsmede de nakosten. Het hof constateert dat [Appellant] in hoger beroep voor het eerst een eis in reconventie heeft ingesteld. Artikel 353 lid 1 Rv bepaalt echter uitdrukkelijk dat in hoger beroep geen reconventionele vordering kan worden ingesteld. [Appellant] zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering zoals weergegeven onder het tweede punt van zijn petitum van de memorie van grieven.
nietin
eigennaam handelde, maar
in naam van Dexia, met het doel om tussen Dexia als aanbieder en de potentiële afnemer een financiële effectenleaseovereenkomst te sluiten. Vero is derhalve opgetreden als vertegenwoordiger van Dexia en niet als zelfstandig tussenpersoon. Reeds daarop strandt het beroep van [Appellant] op schending van artikel 41 NR 1999 en de daarop geënte rechtspraak.
5.14 Uit het voorgaande volgt dat de grieven vier en vijf falen. [Appellant] heeft op dit punt geen vordering op Dexia. Aangezien de grieven falen behoeven het beroep van Dexia op verjaring en de schending van de klachtplicht in de zin van artikel 6:89 BW geen nadere bespreking.