Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
verzoekers in het incidenteel hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep met productie(s);
- het verweerschrift tegen het incidenteel hoger beroep;
- een journaalbericht van mr. Van Oostveen van 3 juli 2018 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Van Oostveen van 18 juli 2018 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Van Oostveen van 4 februari 2019 met productie(s).
3.De vaststaande feiten
4.De omvang van het geschil
13 november 2017.
bepalen op nihil;
gaan en dat [de jongmeerderjarige] alle sedertdien van de man ontvangen alimentatie binnen
veertien dagen na de in deze te wijzen beschikking dient terug te betalen aan de man te
vermeerderen met de wettelijke rente en executiekosten vanaf laatstgenoemde datum;
hof juist acht.
I. de man niet-ontvankelijk te verklaren dan wel zijn verzoeken in het principaal hoger
II. in incidenteel hoger beroep de bestreden beschikking te vernietigen op het punt van de
III. althans een zodanige beslissing te nemen als het hof juist acht.
5.5. De motivering van de beslissing
€ 459,- per maand, maar dan met ingang van 31 oktober 2017.
2 oktober 2015 een nieuwe beoordeling van de kinderbijdrage voor [de jongmeerderjarige] is gerechtvaardigd omdat tegen de overwegingen van de rechtbank in de bestreden beschikking dat sprake is van gewijzigde omstandigheden geen grief is gericht.
8 januari 2019 (ECLI:NL:GHAMS:2019:48) leidt niet tot een ander oordeel nu dit een geheel andere kwestie betrof waarbij het hof tot het oordeel kwam dat de jongmeerderjarige in staat moest worden geacht om in zijn eigen levensonderhoud te voorzien.
(€ 506,- minus € 237,- en € 94,-). Het ter zitting namens [de jongmeerderjarige] ingenomen standpunt dat de WSF-norm dient te worden verhoogd met de basisbeurs en aanvullende beurs alsmede met de maximale lening(en) op grond van de WSF, komt het hof mede onder verwijzing naar het Rapport alimentatienormen 2019-1 van de Expertgroep Alimentatie (hierna: de Expertgroep) niet redelijk en onjuist voor.
€ 45.518,- leidt doorgerekend in het rekenprogramma van het hof tot een NBI van € 2.632,- per maand (tarieven 2017/2).
- (70% x [NBI - (0,3 NBI + € 905,- + € 200,-)] in de periode vanaf 13 november 2017;
- (70% x [NBI - (0,3 NBI + € 920,-)] in de periode vanaf 1 juni 2018.
- € 129,- per maand in periode vanaf 13 november 2017;
- € 161,- per maand in de periode vanaf 1 juni 2018.
13 november 2017 hoger is dan de beschikbare draagkracht van de man. De man dient daarom zijn gehele beschikbare draagkracht voor [de jongmeerderjarige] voor haar aan te wenden. Voor een zorgkorting (in de periode dat [de jongmeerderjarige] nog minderjarig was) bestaat geen aanleiding nu de man en [de jongmeerderjarige] geen contact meer met elkaar hebben.
Ter zitting is gebleken dat de bestreden beschikking ten uitvoer is gelegd c.q. de alimentatie (voor een belangrijk deel) is verhaald door tussenkomst van het LBIO ondanks de daartegen door de man geuite bezwaren en het onderhavige hoger beroep. Naar het oordeel van het hof is niet gebleken dat terugbetaling door de jongmeerderjarige van de teveel (boven behoefte) door de man aan haar betaalde alimentatie in redelijkheid niet van [de jongmeerderjarige] kan worden gevergd. Een gemotiveerd en met stukken onderbouwd verweer op dit punt ontbreekt in dit verband en de gegevens die wel beschikbaar zijn leiden het hof niet tot een dergelijke conclusie, mede in aanmerking genomen het gerechtvaardigde belang van de man om niet boven behoefte te betalen. Het hof zal het terugbetalingsverzoek van de man daarom toewijzen voor zover hij boven behoefte alimentatie aan [de jongmeerderjarige] heeft betaald over de periode vanaf 18 februari 2018. Het hof raadt partijen wel aan daaromtrent zo mogelijk in overleg te treden en een betalingsregeling te treffen. De door de man verzochte veroordeling in de executiekosten zal worden afgewezen nu de verschuldigdheid van eventueel te maken executiekosten reeds uit de wet voortvloeit.
6.De slotsom
7.De beslissing
€ 129,- per maand;