ECLI:NL:GHAMS:2019:48
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- A. van Haeringen
- A.N. van de Beek
- W.K. van Duren
- Rechtspraak.nl
Nihilstelling onderhoudsbijdrage jongmeerderjarige na wijziging van omstandigheden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de onderhoudsbijdrage van een jongmeerderjarige, die in 2016 achttien jaar oud werd. De jongmeerderjarige, hierna aangeduid als [jongmeerderjarige], was in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin de onderhoudsbijdrage van de man, zijn vader, op nihil was vastgesteld. De man had verzocht om nihilstelling van de onderhoudsbijdrage, die eerder was vastgesteld op € 260,- per maand, en de jongmeerderjarige verzocht om deze beslissing te vernietigen en de man te verplichten tot betaling van een onderhoudsbijdrage van € 290,84 per maand.
Het hof heeft vastgesteld dat er sinds de echtscheidingsbeschikking van 23 juli 2009 een wijziging van omstandigheden heeft plaatsgevonden, omdat [jongmeerderjarige] in dienst is getreden en een inkomen verdient. Het hof oordeelde dat [jongmeerderjarige] in zijn eigen levensonderhoud kan voorzien en dat hij geen behoefte heeft aan een aanvullende bijdrage van de man. De stelling van [jongmeerderjarige] dat hij kosten heeft die zijn behoefte aan de onderhoudsbijdrage rechtvaardigen, werd door het hof niet voldoende onderbouwd.
De beslissing van het hof was om de bestreden beschikking te bekrachtigen en het verzoek van [jongmeerderjarige] af te wijzen. Tevens werd de terugbetalingsverplichting van de teveel ontvangen onderhoudsbijdrage aan de man in stand gehouden. De proceskosten werden gecompenseerd, omdat het hof geen misbruik van recht door [jongmeerderjarige] kon vaststellen. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van een herbeoordeling van onderhoudsbijdragen bij wijziging van omstandigheden en de verantwoordelijkheden van ouders na de meerderjarigheid van hun kinderen.