In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland over een aanslag erfbelasting die aan belanghebbende is opgelegd. De Inspecteur had op 22 november 2016 een aanslag erfbelasting opgelegd naar aanleiding van schenkingen die belanghebbende van zijn moeder had ontvangen. De moeder overleed binnen 180 dagen na de laatste schenking, wat invloed heeft op de erfbelasting. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, maar belanghebbende stelde dat de hoorplicht was geschonden en dat de betaalde schenkbelasting niet correct was verrekend met de erfbelasting. Het Hof oordeelt dat de hoorplicht inderdaad is geschonden, omdat er geen goed voorbereid hoorgesprek heeft plaatsgevonden. Het Hof komt tot de conclusie dat de schenkbelasting volledig in mindering moet komen op de erfbelasting, in plaats van een evenredig deel zoals de Inspecteur had berekend. Hierdoor wordt de aanslag verminderd en moet de Inspecteur de kosten van het hoger beroep vergoeden. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd, behoudens de vergoedingen van proceskosten en griffierecht.