ECLI:NL:GHARL:2019:11186
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- C.G. ter Veer
- H.L. Wattel
- I.W. Levelt-Iseger
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake tijdigheid van verzet tegen verstekvonnis en bekendheid met vonnis
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de tijdigheid van het verzet van [appellant] tegen een verstekvonnis. [Appellant] had verzet ingesteld tegen een verstekvonnis van 30 januari 2013, maar het hof oordeelde dat hij niet tijdig in verzet was gekomen. De rechtbank had [appellant] niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzet, omdat hij niet binnen vier weken na een daad van bekendheid met het verstekvonnis verzet had ingesteld. Het hof ging uit van de feiten zoals beschreven in het vonnis in verzet van 18 juli 2018 en concludeerde dat [appellant] door het bespreken van het verstekvonnis met zijn bewindvoerder een daad van bekendheid had gepleegd, waardoor de verzetstermijn was gaan lopen. Het hof oordeelde dat [appellant] niet tijdig in verzet was gekomen, aangezien zijn schuldsaneringsregeling in april 2017 was beëindigd en hij het verstekvonnis in ieder geval niet later dan in die maand met de bewindvoerder had besproken. Bovendien was [appellant] te laat met zijn verzet, zelfs als hij een nadere verzetstermijn op grond van artikel 6 EVRM had gekregen na de beëindiging van zijn faillissement op 14 februari 2018. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank Gelderland en veroordeelde [appellant] in de kosten van het hoger beroep.