Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
18 september 2018
[Z](hierna: belanghebbende)
inspecteurvan de
Belastingdienst/kantoor Den Haag(hierna: de Inspecteur)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin de rechtbank het beroep ongegrond verklaarde. Belanghebbende, geboren in 1967, heeft een kleindochter die sinds 2011 bij haar woont en waarvoor zij een pleegzorgvergoeding ontvangt. In haar aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2012 heeft belanghebbende aanspraak gemaakt op de inkomensafhankelijke combinatiekorting en de verhoogde alleenstaande-ouderkorting. De inspecteur heeft dit verzoek afgewezen, wat leidde tot het beroep bij de rechtbank.
De rechtbank heeft geoordeeld dat belanghebbende niet voldoet aan de onderhoudseis voor de pleegkinderen, omdat een substantieel deel van de kosten voor de kleindochter wordt gedekt door de pleegzorgvergoeding. In hoger beroep herhaalt belanghebbende haar standpunt dat de kleindochter als pleegkind moet worden aangemerkt, maar het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Het hof stelt vast dat de onderhoudseis niet is voldaan, omdat de pleegzorgvergoeding een groot deel van de kosten dekt en de door belanghebbende gestelde kosten niet aannemelijk zijn gemaakt.
Het hof concludeert dat de inspecteur terecht de toepassing van de inkomensafhankelijke combinatiekorting en de verhoogde alleenstaande-ouderkorting heeft geweigerd. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en het hoger beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard. Er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.