ECLI:NL:HR:2002:AE3839
Hoge Raad
- Cassatie
- L. Monné
- J.W. van den Berge
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Inkomstenbelasting en vermindering buitengewone lasten voor kinderen van de partner
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 15 maart 2001, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1997. De belastingplichtige had een aanslag opgelegd gekregen naar een belastbaar inkomen van f 70.464, welke aanslag na bezwaar door de Inspecteur werd gehandhaafd. Het Hof verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond. Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze uitspraak.
In cassatie is vastgesteld dat belanghebbende in 1997 samenwoonde met zijn partner A en hun kinderen. De kinderbijslag voor de kinderen van de partner werd volledig aan de partner uitbetaald. Belanghebbende maakte aanspraak op vermindering wegens buitengewone lasten voor uitgaven ten behoeve van de kinderen van de partner, maar deze werd door de Inspecteur en het Hof geweigerd. De Hoge Raad overweegt dat artikel 46 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 enkel aanspraak geeft op vermindering voor eigen kinderen en pleegkinderen, en dat de kinderen van de partner niet als pleegkinderen kunnen worden aangemerkt.
De Hoge Raad concludeert dat belanghebbende geen recht heeft op vermindering wegens buitengewone lasten, omdat de kinderen van de partner niet voldoen aan de voorwaarden van de wet. Het oordeel van het Hof wordt bevestigd, en de klachten van belanghebbende kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep ongegrond. Dit arrest is uitgesproken op 7 juni 2002 door de raadsheren L. Monné, J.W. van den Berge en C.J.J. van Maanen, in tegenwoordigheid van waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma.