Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
inspecteurvan de
Belastingdienst/Centrale administratieve processen(hierna: de Inspecteur)
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Vaststaande feiten
Boete
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die op 8 augustus 2017 een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en een verzuimboete heeft vernietigd en verminderd. De naheffingsaanslag van € 4.073 was opgelegd over de periode van 27 november 2013 tot en met 16 december 2015. De rechtbank had geoordeeld dat de periode van naheffing moest worden verkort tot 30 januari 2014, wat leidde tot een verlaging van de boete tot € 2.796. Belanghebbende stelde dat hij zijn hoofdverblijf niet in Nederland had, maar in Frankrijk, en dat de naheffingsaanslag onterecht was opgelegd. Het Hof oordeelde dat belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat hij zijn hoofdverblijf niet in Nederland had, aangezien hij op het moment van de controle op 17 december 2015 ingeschreven stond in de Basisregistratie Personen (BRP) op een Nederlands adres. Het Hof volgde de redenering van de rechtbank en concludeerde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd. De boete werd door het Hof bevestigd, waarbij het Hof de motivering van de rechtbank onderschreef. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard.