Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
10 april 2018
[Z](België) (hierna: belanghebbende)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan in een belastingkwestie tussen de inspecteur van de Belastingdienst en een Belgische belastingplichtige, hierna aangeduid als belanghebbende. De zaak betreft de aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2009, waarbij de inspecteur een belastbaar inkomen van € 175.000 had vastgesteld. Na bezwaar van belanghebbende werd deze aanslag verlaagd naar € 109.163, maar de inspecteur heeft later de aanslag ambtshalve verminderd naar € 57.761. Belanghebbende heeft tegen deze aanslag hoger beroep ingesteld, waarbij de vraag centraal staat of hij meer dan 183 dagen in Nederland heeft verbleven, wat van invloed is op de belastingheffing volgens het belastingverdrag tussen Nederland en België.
De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor verdere behandeling. Het hof heeft vastgesteld dat de inspecteur de belastingheffing over het salaris van belanghebbende in Nederland kan handhaven, omdat belanghebbende niet voldoende bewijs heeft geleverd dat hij minder dan 183 dagen in Nederland heeft verbleven. Het hof heeft ook geoordeeld dat de inspecteur niet onzorgvuldig heeft gehandeld bij het opleggen van de aanslag, ondanks een eerdere fout in de berekening van de doelmatigheidsmarge.
De uitspraak van het hof houdt in dat de aanslag en de beschikking heffingsrente worden gehandhaafd, en dat belanghebbende recht heeft op een proceskostenvergoeding van € 1.753,50. De beslissing is openbaar uitgesproken op 10 april 2018.