In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. De verzoekster, de moeder van twee kinderen, had in eerste aanleg een verzoek ingediend bij de rechtbank Gelderland om een voorlopig getuigenverhoor te bevelen, wat door de rechtbank was afgewezen. De verzoekster is in hoger beroep gegaan en heeft twee grieven ingediend tegen deze afwijzing. Het hof heeft de procedure in eerste aanleg en de relevante feiten en omstandigheden in overweging genomen. De verzoekster stelt dat het doel van het getuigenverhoor is om te onderzoeken of er onrechtmatige gedragingen hebben plaatsgevonden door medewerkers van Jeugdbescherming Gelderland en Leger des Heils, die betrokken waren bij de uithuisplaatsing van haar kinderen. Het hof heeft vastgesteld dat de verzoekster voldoende duidelijk heeft gemaakt wat de aard van haar vordering is en welke feiten zij wil onderzoeken. Het hof heeft geoordeeld dat het verzoek voor het houden van een voorlopig getuigenverhoor voor het merendeel toewijsbaar is, met uitzondering van het verzoek om een specifieke getuige te horen, dat is afgewezen vanwege zwaarwichtig bezwaar. De beschikking van de rechtbank Gelderland is vernietigd en het hof heeft een voorlopig getuigenverhoor bevolen, waarbij de zaak is terugverwezen naar de rechtbank voor verdere afdoening.