Uitspraak
1.[appellant] ,
[appellante]
[appellanten] c.s.,
Staatsbosbeheer,
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
2.De verdere beoordeling
a. het beding valt (niet) binnen het toepassingsbereik van de richtlijn;
b. het beding is een kernbeding dat niet voor (ambtshalve) toetsing in aanmerking komt;
c. de vraag of artikel 10 lid 3 erfpachtvoorwaarden een oneerlijk beding is, valt niet binnen de grenzen van de rechtsstrijd;
d. artikel 10 lid 3 erfpachtvoorwaarden is geen oneerlijk beding in de zin van de richtlijn;
e. artikel 10 lid 3 erfpachtvoorwaarden is niet een onredelijk bezwarend beding in de zin van artikel 6:233 BW;
f. zo er al sprake is van een oneerlijk c.q. onredelijk bezwarend beding, dan leidt dit niet tot schadeplichtigheid van Staatsbosbeheer.
RvdW2014/808 (Kasler/Jelzálogbank) en HvJ EU 23 april 2015, ECLI:EU:C:2015:262 (Van Hove)).
NJ2014/274
(Heesakkers/Voets) overwogen dat volgens de rechtspraak van het HvJ EU de richtlijnbepalingen op één lijn moeten worden gesteld met bepalingen die naar nationaal recht hebben te gelden als bepalingen van openbare orde. Volgens het Nederlandse appelprocesrecht dient de rechter recht van openbare orde in beginsel ook toe te passen buiten het door de grieven ontsloten gebied, met dien verstande dat hij de grenzen van de rechtsstrijd van partijen dient te respecteren.
“een beding in een overeenkomst waarover niet afzonderlijk is onderhandeld, als oneerlijk beschouwd indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort”. Op grond van art. 4 lid 1 van de Richtlijn worden voor de beoordeling van dat oneerlijke karakter in aanmerking genomen alle omstandigheden rond de sluiting van de overeenkomst, alsmede alle andere bedingen van de overeenkomst, op het moment waarop de overeenkomst is gesloten, rekening houdend met de aard van de goederen of diensten waarop de overeenkomst betrekking heeft.
JOR2017/164).
RCR2017/29 (Banco Primus/Garcia)):
“Bij het onderzoek of een beding van een consumentenovereenkomst mogelijk oneerlijk is, moet worden nagegaan of dat beding een aanzienlijke verstoring van het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van de contractpartijen veroorzaakt ten nadele van de consument. Dat onderzoek moet worden verricht in het licht van de nationale regels die van toepassing zijn bij gebreke van afspraken tussen de partijen, de middelen waarover de consument volgens de nationale regeling beschikt om een einde te maken aan het gebruik van dat soort bedingen, de aard van de goederen of de diensten waarop de overeenkomst in kwestie betrekking heeft en alle omstandigheden rond de sluiting van die overeenkomst”
“In de akte van vestiging kan worden bepaald dat de erfpacht niet zonder toestemming van de eigenaar kan worden overgedragen of toegedeeld. (…)”.De eigenaar is in beginsel bevoegd aan de overdracht zijn toestemming te onthouden, mits dat schriftelijk is vastgelegd in de vestigingsakte.
“Indien de eigenaar de vereiste toestemming zonder redelijke gronden weigert of zich niet verklaart, kan zijn toestemming op verzoek van degene die haar behoeft, worden vervangen door een machtiging van de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin de zaak of het grootste gedeelte daarvan is gelegen.”
“Indien de erfpachter de erfpacht geheel of gedeeltelijk wil overdragen (…), dient hij zich ten einde daarvoor toestemming te kunnen verkrijgen tot het regiohoofd Staatsbosbeheer of de voor hem in de plaats komende functionaris te wenden middels aangetekend schrijven.”
in ieder geval als voorwaarde gesteld kan wordendat de canon op een actueel peil gebracht wordt alvorens tot overdracht wordt overgegaan
.Het economisch effect van die voorwaarde laat zich in de onderhavige zaak als volgt omschrijven. Bij het achterwege blijven van overdracht van de erfpacht zou de jaarlijkse canon van € 13.750,- ten tijde van de gevraagde toestemming (9 maart 2009) nog doorlopen tot 18 maart 2023, dat wil zeggen nog veertien jaar, zij het met een jaarlijkse indexering. Aan de overdracht stelt Staatsbosbeheer de voorwaarde dat de jaarlijkse canon wordt verhoogd tot € 18.956,25 (eveneens met jaarlijkse indexering). Daarmee valt Staatsbosbeheer gedurende veertien jaar een aanmerkelijk voordeel in de schoot dat (zonder contant maken daarvan) neerkomt op 14 x (€ 18.956,25 - € 13.750,-) = € 72.887,50, welke voordeel haar zonder overdracht door [appellanten] c.s. niet zou zijn toegekomen. Voor [appellanten] c.s. had de hogere canon daartegenover een waarde drukkend effect op de verkoopprijs van zijn erfpachtrecht.
in ieder gevalmogelijk was, werd beoogd deze te onttrekken aan de toetsing daarvan door de Kantonrechter. Daarmee wordt het contractuele evenwicht tussen erfverpachter en erfpachter zoals dat voortvloeit uit de wet, door artikel 10 lid 3 erfpachtvoorwaarden, in ernstige mate verstoort. Dit terwijl de genoemde bevoegdheid, gezien de wetsgeschiedenis, niet is gegeven als instrument om gemaakte prijsafspraken te doorbreken en tot gevolg heeft dat Staatsbosbeheer een substantieel voordeel in de schoot geworpen krijgt en [appellanten] c.s. een substantieel nadeel lijden.
"Op basis van het bepaalde in artikel 10 lid 3 van het onderliggende erfpachtcontract heeft Staatsbosbeheer de mogelijkheid om aan de toestemming voor overdracht van het erfpachtrecht in het ieder geval de voorwaarde te verbinden dat de canon op een actueel peil gebracht wordt alvorens tot overdracht wordt overgegaan."
3.Slotsom
4.Beslissing
door [appellanten] c.s.van een akte met een gedocumenteerde schadeopstelling als genoemd onder 2.6.5 en 2.6.6 en het
door beide partijenopgeven van verhinderdata betreffende de maanden januari 1018 tot en met maart 2018, voor het houden van een comparitie. Aan Staatsbosbeheer zal gelegenheid worden gegeven om binnen twee weken nadat door [appellanten] c.s. van akte is gediend (maar voorafgaand aan de comparitie) een antwoordakte te nemen;
mr. G. van Rijssen, die daartoe zitting zal houden in het gerechtsgebouw, Schuurmanstraat 2 te Zwolle op een nader door deze te bepalen dag en tijdstip, om inlichtingen te geven en opdat kan worden onderzocht of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden;
roldatum 14 november 2017waarna dag en uur van de comparitie (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;
twee wekenvoor de verschijning zal plaatsvinden een kopie van het volledige procesdossier ter griffie van het hof doet bezorgen, bij gebreke waarvan de advocaat van Staatsbosbeheer alsnog de gelegenheid heeft uiterlijk
éénweek voor de vastgestelde datum een kopie van de processtukken over te leggen.