Uitspraak
1.[geïntimeerde1] ,
[geïntimeerde1],
2. [geïntimeerde2] ,
[geïntimeerde2],
3. Bastiaannet Beheer B.V.,
Beheer,
4. Bastiaannet Vastgoed B.V.,
Vastgoed,
[geïntimeerden] c.s.,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
Het monteren van keukens en het uitvoeren van werkzaamheden op het gebied van installatie van keukens, alsmede het uitbesteden van werkzaamheden op dit gebied".
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De eiswijziging in appel
6.De bespreking van de grieven en de vordering
grief 1betrekking heeft op de pauliana,
grief 2op het onrechtmatig handelen van de aandeelhouder/bestuurder en
grief 3op het kennelijk onbehoorlijk bestuur.
Grief 4heeft daarnaast geen zelfstandige betekenis en zal daarom verder onbesproken blijven.
- begin 2010 zijn [geïntimeerden] c.s. door Bribus erover geïnformeerd dat de prijzen flink naar beneden (15 %) moeten worden bijgesteld;
- ten tijde van de besluitvorming was de omzet over 2009 bekend en de omzet van het jaar 2010 tot augustus respectievelijk oktober 2010. Daaruit bleek dat de omzetten lager uitvielen dan over gelijke periodes in 2009 (tot en met augustus was dat 15%);
- ten tijde van de besluitvorming was de winst over 2009 bekend: € 244.196,-. Rekening houdende met de lagere omzetten viel bij gelijkblijvende kosten over 2011 een verlies te verwachten.
wegvallen(inleidende dagvaarding sub 22) die stelling in hoger beroep niet is ingenomen en fors is afgezwakt. In de memorie van grieven wordt gesteld dat "met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid [geïntimeerden] in de eerste maanden van 2011 wisten dan wel behoorden te weten (…) dat er veranderingen gaan komen in de samenwerking met Bribus/Bribus Extra wat zo zijn gevolgen heeft voor de bedrijfsvoering" (memorie van grieven 3.19). En: dat "de samenwerking een geheel andere zou worden" en voor Montage de rol van "
belangrijkste montage partner" zou zijn weggelegd (memorie van grieven 4.16). In aansluiting daarop wordt bewijs aangeboden van de stelling dat “Vastgoed BV in maart 2011 wist van de wijziging in de samenwerking” (memorie van grieven 9.1). Het hof gaat aan dat bewijsaanbod voorbij als niet ter zake dienende. Niet valt in te zien dat wetenschap omtrent een aanstaande verandering van de samenwerking voldoende is om te weten dat schuldeisers zullen worden benadeeld door de dividenduitkering, en al helemaal niet als Montage de rol van "belangrijkste montagepartner" zou gaan vervullen.