ECLI:NL:HR:2004:AO3045

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C02/278HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over faillissementsvordering en onrechtmatig handelen van eisers

In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door eisers, [Eiseres 1] en [Eiser 2], tegen de curator, Mr. Pieter Marius Gunning, in het faillissement van Loodgieters- en Installatiebedrijf [A] B.V. De curator had eisers gedagvaard voor de rechtbank te Arnhem en vorderde onder andere betaling van een tekort in de faillissementsboedel, dat was begroot op ƒ 1.389.872,40. Daarnaast vorderde hij een bedrag van ƒ 950.000,--, althans ƒ 831.563,55, op basis van onrechtmatig handelen van eisers jegens de crediteuren van de gefailleerde onderneming. De rechtbank heeft in haar eindvonnis van 21 december 2000 eisers hoofdelijk veroordeeld tot betaling van het tekort in het faillissement, met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding.

Eisers hebben hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem, dat op 19 februari 2002 de vonnissen van de rechtbank heeft bekrachtigd. Tegen dit arrest hebben eisers cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden, en dat dit geen nadere motivering behoeft, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en eisers veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 941,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink, D.H. Beukenhorst, O. de Savornin Lohman en A.M.J. van Buchem-Spapens, en is openbaar uitgesproken op 6 februari 2004.

Uitspraak

6 februari 2004
Eerste Kamer
Nr. C02/278HR
JMH/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiseres 1],
2. [Eiser 2],
gevestigd resp. wonende te [plaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
Mr. Pieter Marius GUNNING, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Loodgieters- en Installatiebedrijf [A] B.V.,
wonende te Arnhem,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. J. de Bie Leuveling Tjeenk.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerder in cassatie - verder te noemen: de curator - heeft bij exploot van 11 december 1997 eisers tot cassatie - verder afzonderlijk te noemen: [eisers], dan wel tezamen: [eiser] c.s. - gedagvaard voor de rechtbank te Arnhem en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. [eiser] c.s., hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen om aan de curator te voldoen de tekorten van de faillissementsboedel, thans begroot op ƒ 1.389.872,40 + p.m. en
b. mocht de rechtbank in het kader van het matigingsrecht een lager bedrag vaststellen dan ƒ 950.000,--, althans ƒ 831.563,55, in dat geval [eiser] c.s., hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen om aan de gefailleerde boedel een bedrag te voldoen van ƒ 950.000,--, althans ƒ 831.563,55, nu [eisers] jegens de gezamenlijke crediteuren van de gefailleerde onderneming onrechtmatig hebben gehandeld,
c. een en ander vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening,
d. een en ander met veroordeling van [eiser] c.s. in de kosten van deze procedure.
Bij conclusie van repliek heeft de curator zijn eis aangevuld met de vordering tot nietigverklaring dan wel vernietiging van het ten processe bedoelde dividendbesluit van 4 april 1996.
[Eiser] c.s. hebben de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 24 februari 2000 de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van een akte aan de zijde van de curator. Bij eindvonnis van 21 december 2000 heeft de rechtbank [eisers] veroordeeld hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, aan de curator te betalen het tekort in het faillissement van Loodgieters- en Installatiebedrijf [A] B.V., van welk tekort een staat zal worden opgemaakt overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 612 e.v. Rv., een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding (11 december 1997) tot aan de dag der algehele voldoening, dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Tegen beide vonnissen hebben [eiser] c.s. hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem.
Bij arrest van 19 februari 2002 heeft het hof beide vonnissen waarvan beroep bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De curator heeft een anticipatie-exploot doen uitbrengen. De cassatiedagvaarding en het anticipatie-exploot zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De curator heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de curator begroot op € 941,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink, D.H. Beukenhorst, O. de Savornin Lohman en A.M.J. van Buchem-Spapens, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 6 februari 2004.