Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellant],
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[appellant] worden genoemd. Geïntimeerde zal hierna de curator worden genoemd.
1.Het geding in eerste aanleg
28 oktober 2015 en 18 mei 2016 die de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, heeft gewezen.
2.Het geding in hoger beroep
3.De motivering van de beslissing in het incident
Royakkers Holding en [appellant] hebben als hun belang bij de gevorderde schorsing van de tenuitvoerlegging gesteld dat zij in ernstige financiële problemen komen, indien de tenuitvoerlegging van het vonnis wordt voortgezet. Zij hebben er daarbij op gewezen dat zij al een aantal jaren onder verstrengd toezicht van de afdeling bijzonder beheer van de Rabobank staan en met de nog ter beschikking staande kredietfaciliteit net aan hun reguliere betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Zij hebben daarbij gesteld dat alle vermogensbestanddelen van de ondernemingen (de dochtervennootschappen) zijn verpand aan de bank, dat de vorderingen van de bank vele malen groter zijn dan de zekerheidsrechten van de bank en dat bij voortzetting van de tenuitvoerlegging de onderneming Royakkers Holding B.V., zo verstaat het hof, zal failleren, de bank alle vermogensbestanddelen te gelde zal maken en dat er dan geen gelden voor de curator zullen overblijven ter voldoening aan het vonnis. Volgens Royakkers Holding en [appellant] kan [appellant] in privé ook geen verhaal bieden, nu haar vermogensbestanddeel (woning) “middels een recht van hypotheek is gezekerd en de woning ver onder water staat”. Royakkers Holding en [appellant] betogen dat, in het geval zij aan het vonnis zouden voldoen en hun hoger beroep zou slagen, er sprake is van een zeer groot restitutierisico, omdat hun vordering tot terugbetaling van het betaalde dan in rangorde achtergesteld is bij die van de curator en overige schuldeisers. Royakkers Holding en [appellant] hebben ook nog gesteld dat schorsing van de tenuitvoerlegging in het belang van de curator is, omdat het nu, na de crisis, wat beter gaat met de onderneming en de onderneming “weer langzaam opkrabbelt uit een sterk negatief vermogen”.