ECLI:NL:GHARL:2017:3314

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 april 2017
Publicatiedatum
19 april 2017
Zaaknummer
200.172.650/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake restauratie van een klassieke auto en berusting na voldoening aan vonnis

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om een hoger beroep van Hoad Holding B.V. tegen Noble House B.V. betreffende de restauratie van een Aston Martin V8. Hoad had de auto in 2007 gekocht van Noble House, die zich had verplicht tot restauratie. Na verschillende betalingsproblemen en een gebrek aan communicatie over de voortgang van de restauratie, heeft Hoad in 2010 de overeenkomst ontbonden. Noble House had echter al kosten gemaakt en vorderde betaling voor deze werkzaamheden. De rechtbank Midden-Nederland heeft in eerdere vonnissen Hoad veroordeeld tot betaling van een bedrag aan Noble House, wat Hoad in hoger beroep aanvecht. Het hof oordeelt dat Hoad niet-ontvankelijk is in haar hoger beroep, omdat zij na het eindvonnis van 4 februari 2015, waarbij zij was veroordeeld tot betaling, de Aston Martin heeft ontvangen zonder dat de betaling heeft plaatsgevonden. Het hof concludeert dat Hoad door de afgifte van de auto en de toezegging van haar advocaat om te betalen, heeft berust in de eerdere uitspraak. Het hof houdt de zaak aan voor verdere beoordeling van de grieven en de vorderingen van beide partijen, en vraagt om een deskundigenbericht over de staat van de auto en de kosten van herstel.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.172.650/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland C/07/175901 / HL ZA 10-1273)
arrest van 18 april 2017
in de zaak van
Hoad Holding B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna:
Hoad,
advocaat: J.N. Bethe, kantoorhoudend te Amsterdam,
die ook heeft gepleit tezamen met mr. P. Kessels, kantoorhoudend te Amsterdam,
tegen
Noble House B.V.,
gevestigd te Almere,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
hierna:
Noble House,
advocaat: mr. R. Kuizenga, kantoorhoudend te Almere, die ook heeft gepleit.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van
1 december 2010, 16 november 2011 en 8 augustus 2012, die de (toenmalige) rechtbank Zwolle-Lelystad en de vonnissen van 31 juli 2013, 10 september 2014 en 4 februari 2015 die de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, hebben gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 1 mei 2015,
- de memorie van grieven (met producties),
- de memorie van antwoord (met producties),
- de pleidooien overeenkomstig de pleitnotities (waarbij het hof tijdens het pleidooi de stukken die bij bericht van 6 december 2016 door mr. Bethe namens Hoad zijn ingebracht heeft geweigerd),
- de akte overlegging producties van 10 januari 2017 van Hoad,
- de antwoordakte van 7 februari 2017 van Noble House.
2.2
Bij brief van 5 januari 2017 heeft mr. Bethe namens Hoad opmerkingen gemaakt over het proces-verbaal van het pleidooi, te weten over de weergave op pagina 2, 5e alinea, achter ‘ad 22’. De opmerking van mr. Bethe dat in het proces-verbaal niet is opgenomen haar opmerking dat sinds de afgifte van de Aston Martin door Noble House aan Hoad tot aan heden (de datum van het pleidooi) nog geen 1000 kilometer met de Aston Martin is bijgeschreven op de kilometerteller is juist. Het proces-verbaal zal met inachtneming van deze opmerking worden gelezen.
2.3
Bij brief van 21 februari 2017 heeft mr. Bethe verzocht om stukken met betrekking tot de kosten van beslag en inbewaringstelling in het geding te mogen brengen, welk verzoek door de rolraadsheer is afgewezen, omdat voor het indienen van deze stukken na pleidooi geen gelegenheid is geboden.
2.4
Partijen hebben vervolgens opnieuw arrest gevraagd, waartoe Noble House wederom het procesdossier in eerste aanleg en in hoger beroep heeft overgelegd. Hoad heeft in aanvulling op de eerder door haar overgelegde stukken het proces-verbaal van pleidooi, de akte overlegging producties van 10 januari 2017 en de antwoordakte van 7 februari 2017 overgelegd. Het hof heeft vastgesteld dat in het thans door Noble House overgelegde procesdossier een productie 13 bij conclusie van antwoord in conventie, van eis in reconventie is opgenomen, welke productie ten tijde van het pleidooi nog ontbrak.
2.5
Hoad vordert in het hoger beroep:
“(…) de vonnissen van de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 4 februari 2015,
31 juli 2013 en 7 december 2012, onder zaaknummer / rolnummer C/07/175901 / HL ZA 10-1273, te
vernietigen en opnieuw rechtdoende bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
IN CONVENTIE
I. De vorderingen van appellante toe te wijzen;
II. geïntimeerde te veroordelen in de kosten van beide instanties, de advocaatkosten en
nakosten inbegrepen.
IN RECONVENTIE
I. de vorderingen van geïntimeerde af te wijzen;
II. geïntimeerde te veroordelen in de kosten van beide instanties, de advocaatkosten en
nakosten inbegrepen”.
2.6
Het door Hoad genoemde vonnis van 7 december 2012 bestaat niet. Hoad heeft tijdens het pleidooi desgevraagd bevestigd dat de dagvaarding in hoger beroep en de memorie van grieven een verschrijving bevatten en dat abusievelijk de datum van het deskundigenbericht is genoemd als datum van een vonnis. Het hoger beroep strekt daarom enkel tot vernietiging van de vonnissen van 31 juli 2013 en 4 februari 2015.

3.De vaststaande feiten

3.1
Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.9 van het (bestreden) vonnis van 16 november 2011 nu daartegen geen grieven zijn geformuleerd en ook overigens niet van bezwaren daartegen is gebleken. Aangevuld met hetgeen verder in hoger beroep is komen vast te staan gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2
De heer [X] (verder [X] ) is bestuurder en aandeelhouder van Hoad. [X] is verzamelaar van klassieke auto's. Noble House exploiteert een onderneming die zich toelegt op de handel in en restauratie van ‘classis cars’, waaronder die van het merk Aston Martin.
3.3
Op 5 november 2007 heeft Noble House aan Hoad verkocht een auto van het merk Aston Martin V8 (verder: de Aston Martin) voor een bedrag van € 95.000,- inclusief btw. Afgesproken is dat de betaling van de koopprijs inclusief restauratie (hierna 3.4) zou plaatsvinden door middel van inruil van een Jaguar XJS coupé voor een bedrag van
€ 22.000,-, een directe betaling van € 35.000,-, een betaling an € 19.000,- per december 2007 en betaling van € 19.000,- bij aflevering. De aflevering is gepland in maart/april 2008.
3.4
Partijen zijn overeengekomen dat Noble House de Aston Martin zou restaureren
overeenkomstig het gestelde in de brief van Noble House van 5 november 2007 (productie 3 bij de dagvaarding in eerste aanleg). De auto diende na restauratie geschikt te zijn voor dagelijks gebruik.
3.5
In voornoemde brief staat onder meer vermeld:
“Om jou zo goed mogelijk te informeren over de nog uit te voeren werkzaamheden, ga ik hieronder verder in op de Aston Martin V8. Het betreft:
(…)Wielen en banden.De originele wielen verkeren nog in een zeer goede conditie en worden weer geplaatst. Natuurlijk wordt de auto voorzien van 5 nieuwe banden.(….)
Chroomwerk. Alle chromen delen worden geïnspecteerd op schade en waar nodig wordt het chroom uitgedeukt cq dan opnieuw verchroomd. Indien chromen delen nog in een uitstekende conditie verkeren, dan worden deze weer op de auto teruggeplaatst, zonder te verchromen.(…)Glaswerk.Het glaswerk wordt geïnspecteerd op eventuele beschadigingen (bv. de voorruit) en indien noodzakelijk worden deze delen vervangen. Op dit moment ga ik ervan uit dat het glas aan de zijkanten en de achterruit wordt teruggeplaatst.(…)Uitlaatsysteem. Een nieuw uitlaatsysteem wordt toegevoegd, de uitlaatophangrubbers worden vervangen.
"In de prijs van de auto is de Nederlandse kentekenkeuring inbegrepen. Opties zijn mogelijk
(met bijbetaling) voor stereo-installatie, (elektrische) antenne, alarmsysteem,
voertuigvolgsysteem, verstralers, andere spiegels e.d.
[X] , in basis heb ik zo wel de gehele auto besproken. Je kunt ervan uitgaan dat hetgeen dat niet is genoemd, in elk geval wordt geïnspecteerd en waar nodig gerestaureerd/vervangen.Noble House wil een topkwaliteit auto leveren, die geschikt is voor dagelijks gebruik.
Daarnaast moet de auto natuurlijk een aanvulling zijn voor jouw bijzondere verzameling.”
3.6
In januari 2008 heeft Hoad van Noble House een Bentley Continental Turbo R
(verder Bentley Turbo) gekocht, welke auto bij Noble House in onderhoud is geweest. In 2010 heeft Hoad van Noble House een Bentley Continental DHC (verder Bentley DHC) gekocht, ook deze auto is bij Noble House in onderhoud geweest.
3.7
Bij e-mail van 26 juni 2009 laat Noble House Hoad het volgende weten:
"(...) Pas begin Mei jl. is de bank gestopt met het terugdraaien van de rekening courant en kan ik weer normaal functioneren.
Failliet ga ik gelukkig niet, de opdrachtenportefeuille is goed. Ik kan ook eindelijk weer normaal financieel draaien en investeren in auto's.
Jij bent hier inderdaad de dupe van geworden en ik vind het vervelender dan jij denkt. Ik had eerder aan de bel moeten
trekken, maar dat durfde ik niet, sorry.(…) Binnen mijn financiële middelen heb ik maximaal in de V8 geïnvesteerd en ook
hebben we veel uren in de auto gestoken. De motor heeft gedraaid en klinkt gezond. Dat geldt niet voor de waterpomp, daar is een keerring door het liggen gaan uitdrogen en de waterpomp lekt. Een nieuwe waterpomp is besteld, mijn rekening(…)".
3.8
Bij e-mail van 18 juni 2010 deelt Noble House aan Hoad het volgende mede;
"De voorbewerker (de man die de werkzaamheden doet voordat de laklaag er op gaat) is vandaag geweest. Die heeft de auto
geïnspecteerd en hij zorgt ervoor dat de spuiter komt, volgende week. Wat nodig is, moet worden gedaan. Betekent dat polijsten
niet helpt, dan zal hij moeten spuiten. Als de spuiter geweest is, kan ik de afleveringsdatum noemen.
Voordat de auto wordt afgeleverd, gaan we pralen. Alle problemen komen op tafel en worden besproken. De financiën maken hier deel van uit. Gezien de uitstaande gelden (de slottermijn, de extra 's en twee bentley rekeningen ) wordt de auto niet afgeleverd, ook niet tijdelijk, zonder betaling. (...)"
3.9
Bij schrijven van 26 juni 2010 heeft de raadsman van Hoad Noble House de keuze
voorgelegd – kort samengevat – ofwel de overeenkomst tot restauratie van de Aston Martin wordt per direct ontbonden of wel Noble House krijgt gelegenheid om alsnog uitvoering te geven aan de overeenkomst door aflevering van de gerestaureerde Aston Martin uiterlijk op 1 augustus 2010, op voorwaarde dat Hoad – ter compensatie van haar schade – de laatste termijn van € 19.000,- niet meer hoeft te voldoen. Daarbij is aan Noble House gelegenheid gegeven tot uiterlijk 29 juni 2010 te laten weten of de optie voltooiing restauratie uiterlijk 1augustus 2010 wordt gekozen. Deze termijn is bij schrijven van 2 juli 2010 verlengd tot 5 juli 2010. Een keuze is niet gemaakt door Noble House.
3.1
Bij schrijven van 13 augustus 2010 van de raadsman van Hoad is Noble House
voor zover nog nodig in gebreke gesteld en heeft de raadsman de overeenkomst ontbonden.

4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

4.1.
Hoad heeft - na wijziging van eis - in eerste aanleg (in conventie) kort samengevat primair gevorderd de overeenkomst tussen partijen partieel te ontbinden, Noble House te veroordelen tot afgifte van de Aston Martin aan Hoad, te verklaren voor recht dat Hoad bevrijd is van de verplichting nog enig bedrag aan Noble House te betalen en dat Noble House is bevrijd van de verplichting werkzaamheden ten behoeve van Hoad te verrichten en Noble House te veroordelen op straffe van verbeurte van een dwangsom mee te werken aan een deskundigenonderzoek. Subsidiair heeft Hoad gevorderd Noble House te veroordelen de Aston Martin binnen een maand na betekening van het vonnis voor aflevering gereed te hebben, mee te werken aan een keuring door een deskundige en eventuele gebreken te herstellen overeenkomstig een deskundigenrapport, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom. Primair en subsidiair heeft Hoad opheffing van door Noble House ten laste van Hoad gelegde beslagen gevorderd, met veroordeling van Noble House tot betaling van buitengerechtelijke kosten en beslag- en proceskosten.
4.2.
Noble House heeft na wijziging van eis in eerste aanleg in reconventie kort gezegd gevorderd veroordeling van Hoad tot betaling van € 9.979,65, € 16.000,- en
€ 19.642,33, alle bedragen vermeerderd met wettelijke handelsrente, en veroordeling van Hoad tot opheffing van door Hoad ten laste van Noble House gelegde beslagen op straffe van verbeurte van een dwangsom, met veroordeling van Hoad in de proceskosten in conventie en in reconventie.
4.3.
De rechtbank heeft bij vonnis van 16 november 2011 een deskundigenbericht gelast en aan Hoad bewijs opgedragen. Bij vonnis van 10 september 2014 heeft de rechtbank aan Noble House bewijs opgedragen. Bij (eind)vonnis van 4 februari 2015 heeft de rechtbank in conventie de tussen partijen op 5 november 2007 gesloten overeenkomst ontbonden voor zover nog aan de auto werkzaamheden moeten worden verricht op grond van die overeenkomst, Hoad veroordeeld om aan Noble House een bedrag van € 573,77 te betalen en de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. In reconventie heeft de rechtbank Hoad veroordeeld tot betaling aan Noble House van een bedrag van € 44.618,98, vermeerderd met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW met ingang van diverse vervaldata over diverse bedragen, de door Hoad gelegde beslagen op goederen van Noble House opgeheven en Hoad veroordeeld in de proceskosten ad € 3.161,25 aan de zijde van Noble House.

5.De beoordeling van de ontvankelijkheid/belang bij het hoger beroep

5.1
Noble House heeft aangevoerd dat Hoad niet-ontvankelijk is in haar hoger beroep. Noble House heeft daartoe gesteld dat na het eindvonnis van 4 februari 2015 de raadslieden van partijen overleg hebben gehad over de betaling van op grond van dat vonnis door Hoad aan Noble House verschuldigde bedragen en de afgifte van de Aston Martin. Dat overleg heeft ertoe geleid dat Hoad het verschuldigde bedrag op de derdenrekening van haar advocaat heeft gestort en de toezegging heeft gedaan dat het bedrag zal worden betaald aan Noble House nadat de Aston Martin zou zijn afgegeven. De toezegging van Hoad is verzekerd door haar advocaat, die eveneens heeft toegezegd te zullen betalen. De Aston Martin is vervolgens op 7 februari 2015 vrijgegeven door afgifte daarvan door de bewaarder toe te staan, maar in strijd met de toezeggingen van Hoad en haar advocaat is betaling uitgebleven. Noble House heeft vervolgens de advocaat van Hoad in rechte aangesproken, hetgeen in twee instanties heeft geleid tot toewijzing van het gevorderde. Het vonnis van de voorzieningenrechter en het arrest van het gerechtshof zijn als productie 1 en 2 aan de memorie van antwoord gehecht. Noble House heeft derhalve, zij het van de advocaat van Hoad en op basis van een ongeclausuleerde toezegging, betaling verkregen van het geldbedrag waarop zij op grond van het vonnis van 5 februari 2015 (het hof neemt aan dat Noble House het vonnis van 4 februari 2015 bedoelt) recht heeft. Door alleen de afgifte van de Aston Martin als voorwaarde te verbinden aan de betaling conform het vonnis van
5 februari 2015 en de Aston Martin vervolgens zonder keuring naar het buitenland over te brengen heeft Hoad in de vonnissen berust, althans zulks heeft Noble House mogen begrijpen. Dat Hoad vervolgens de voorwaarde heeft geschonden doet daar niet aan af. De toezegging van Hoad was immers verzekerd door haar advocaat, die evenmin enige voorwaarde aan de betaling heeft verbonden.
5.2
Daarnaast heeft Hoad volgens Noble House geen belang bij een uitspraak in hoger beroep. Hoad heeft niet voldaan aan het vonnis en zal daar ook niet aan voldoen, immers heeft haar advocaat voor haar aan de veroordeling voldaan. Een afwijkend arrest van het gerechtshof brengt daarin geen verandering, van terugbetaling van het bedrag door Noble House aan Hoad zal immers geen sprake zijn, aldus Noble House.
5.3
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is berusting in een rechterlijke uitspraak het te kennen geven aan de wederpartij van de wil om zich bij die uitspraak neer te leggen en aldus afstand te doen van het recht om daartegen een rechtsmiddel in te stellen.
Van berusting kan slechts sprake zijn indien de in het ongelijk gestelde partij na de uitspraak jegens de wederpartij heeft verklaard dat zij zich bij de uitspraak neerlegt of jegens de wederpartij een houding heeft aangenomen waaruit dit in het licht van de omstandigheden van het geval ondubbelzinnig blijkt (zie onder meer Hoge Raad 10 maart 2017 ECLI:NL:HR:2017:412 en Hoge Raad 10 juni 2016 ECLI:NL:HR:2016:1138). Het zonder voorbehoud voldoen aan een veroordeling die is uitgesproken bij een rechterlijke uitspraak is onvoldoende om aan te nemen dat de veroordeelde zich ondubbelzinnig bij de uitspraak heeft neergelegd (Hoge Raad 8 februari 1991 ECLI:NL:HR:1991:ZC0146). Hetgeen Noble House heeft aangevoerd, te weten: het na overleg tussen de advocaten voldoen aan het eindvonnis door betaling door haar of haar advocaat van het toegewezen bedrag tegen de afgifte van de Aston Martin en deze na afgifte zonder keuring naar het buitenland brengen, is gezien deze - tot terughoudendheid nopende - maatstaven voor het aannemen van berusting onvoldoende. Van een verklaring of een houding waaruit die berusting valt af te leiden is ook anderszins onvoldoende gebleken.
5.4
Het hof volgt Noble House evenmin in haar stelling dat Hoad geen belang heeft bij haar hoger beroep, nu de advocaat van Hoad aan het vonnis heeft voldaan. Noble House verliest uit het oog dat Hoad ook haar vorderingen in conventie in hoger beroep opnieuw wil laten beoordelen en derhalve niet alleen de veroordeling in reconventie. Bovendien is niet uitgesloten dat de advocaat van Hoad regres op haar neemt, in verband waarmee ook een beoordeling van de vordering in reconventie in hoger beroep van belang is.

6.De beoordeling van de grieven en de vordering

6.1
Het hof stelt vast dat de door de rechtbank bij eindvonnis van 4 februari 2015 uitgesproken gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst van partijen en de overwegingen en beslissingen in het vonnis van 16 november 2011 en van 31 juli 2013 waarop die ontbinding is gebaseerd, niet door partijen ter discussie zijn gesteld met daarop gerichte grieven. Die gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst heeft derhalve als uitgangspunt voor de beoordeling in hoger beroep te gelden.
6.2
Gezien de stellingen van partijen heeft de gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst geen gevolgen voor de betaling voor door Noble House in opdracht van Hoad verricht meerwerk, voor zover daarvan sprake is (waarover hierna meer). De gedeeltelijke ontbinding - die voor partijen over en weer verbintenissen tot ongedaanmaking van de reeds verrichte prestaties (6:271 BW) in het leven roept – brengt volgens de stellingen van partijen mee dat de kosten van herstel van gebreken/uitvoering van hetgeen nog niet door Noble House is uitgevoerd (hierna gezamenlijk: herstelkosten), zoals die door een deskundige worden begroot, in mindering moeten worden gebracht op de overeengekomen prijs van
€ 95.000,-, vermeerderd met kosten van eventueel meerwerk. Met het oog op deze wijze van afwikkeling heeft de rechtbank in eerste aanleg in het voetspoor van partijen een deskundigenbericht bevolen overeenkomstig het door Hoad gevorderde. Het hof zal deze benadering volgen.
6.3
Hoad heeft zich er (in oorspronkelijk conventie) slechts op beroepen dat zij uit hoofde van de overeenkomst na ongedaanmaking in vorenbedoelde zin niets meer aan Noble House is verschuldigd en dat zij zich ten aanzien van haar eventuele schuld aan Noble House kan beroepen op verrekening met enkele vorderingen op Noble House. Daarmee zijn de herstelkosten in deze procedure gemaximeerd tot het (in oorspronkelijk reconventie) door Noble House gevorderde.
6.4
Met deze uitgangspunten dienen de grieven beoordeeld te worden.
De grieven 1 tot en met 3en
grief 14van Hoad zijn gericht tegen het oordeel van de rechtbank over de herstelkosten.
Grief 4strekt ertoe dat de kosten van herstel als gevolg van stilstand van de Aston Martin voor rekening van Noble House dienen te komen en
grief 5dat Noble House de kosten van beslag en bewaring moet vergoeden.
Grief 6ziet op de door Hoad bepleite vergoeding wegens genotsderving.
Grief 7 en 8bouwen op deze grieven voort, zich richtend op het oordeel van de rechtbank dat Hoad in conventie niets meer te vorderen heeft van Noble House (grief 7) en op het compenseren van de proceskosten in conventie (grief 8).
Grief 9stelt de eiswijziging in reconventie aan de orde.
De grieven 10 tot en met 13zien op de veroordeling tot betaling van een bedrag voor reparatiekosten aan de Bentley Turbo en de Bentley DHC.
De grieven 15 tot en met 21betreffen het meerwerk en de daarop gebaseerde vordering van Noble House.
Grief 22betreft tot slot de proceskostenveroordeling in reconventie. Aldus lenen de grieven zich voor geclusterde beoordeling .
Eisvermeerdering Noble House (grief 9)
6.5
Hoad heeft bezwaar gemaakt tegen het door de rechtbank toestaan (rov. 2.22 van het vonnis van 31 juli 2013) van de eiswijziging door Noble House in eerste aanleg. Daargelaten dat Hoad bij deze grief geen belang heeft omdat Noble House ook in hoger beroep haar eis nog had kunnen vermeerderen, stuit de grief af op artikel 130 lid 2 Rv. Daarin is immers bepaald dat tegen de beslissing van de rechter om een eisvermeerdering toe staan – zoals in dit geval - geen hogere voorziening openstaat.
Herstelkosten (grieven 1 tot en met 3 en grief 14)
6.6
Hoad heeft gesteld dat de kosten voor herstel van gebreken aanzienlijk meer bedragen dan het door de deskundige op € 6000,-, verminderd met € 2.000,- begrote bedrag, welke begroting door de rechtbank is overgenomen en aan haar oordeel ten grondslag is gelegd. Hoad heeft daartoe in de toelichting op grief 1 aangevoerd dat al het chroomwerk tot de overeengekomen werkzaamheden behoorde en niet alleen, zoals door de rechtbank is aangenomen, het verchromen van de bumpers.
Verder heeft Noble House volgens Hoad een uitlaat van inferieure kwaliteit geleverd, omdat het geen originele Aston Martin-uitlaat is en Noble House deze onjuist (te laag) heeft gemonteerd. Daardoor is deze uitlaat onder de auto vandaan gevallen toen [X] de Aston Martin na afgifte in de garage onder zijn huis wilde parkeren. Volgens Hoad mocht zij op grond van de brief van 5 november 2007 een originele Aston Martin-uitlaat verwachten.
Volgens Hoad is het lakwerk van de auto zodanig slecht uitgevoerd door Noble House dat de auto opnieuw gespoten en gepolijst moet worden. De laklaag laat namelijk op diverse plaatsen los, aldus Hoad. De kosten van herstel van de gebreken met betrekking tot de uitlaat en het lakwerk worden door Hoad geschat op tenminste € 20.000,-- en mogelijk € 30.000,--, De rechtbank heeft dan ook ten onrechte, aldus Hoad, slechts een bedrag van € 4.000,-- in het kader van evenredige vermindering van de prestaties in mindering heeft gebracht op hetgeen Noble House na gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst in het kader van de evenredige vermindering van de prestaties kon vorderen.
6.7
Ten aanzien van het chroomwerk heeft Noble House gesteld dat het oordeel van de rechtbank juist is, maar het hof kan Noble House daarin niet volgen. Uit de brief van 5 november 2007 is onder het kopje
Chroomwerkimmers verwoord ‘
dat alle chromen delen worden geïnspecteerd op schade en waar nodig wordt het chroom uitgedeukt cq. dan opnieuw verchroomd’.Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is daarin geen beperking te lezen, in die zin dat onder chroomwerk alleen de bumpers vallen, nu ook vast staat dat de auto meer chroomwerk bevat dan alleen bumpers. Bovendien is in de brief opgenomen dat ‘
in de basis de gehele auto wel (is) besproken. Je kunt er vanuit gaan dat hetgeen dat niet is genoemd, in elk geval wordt geïnspecteerd en waar nodig gerestaureerd/vervangen’.Dat duidt veeleer op een uitbreiding van overeengekomen werkzaamheden dan op een beperking daarvan. Hoad mocht daarom verwachten dat al het chroomwerk deugdelijk en niet beschadigd zou zijn. Nu de door de deskundige geconstateerde beschadigingen aan het chroomwerk en het met herstel daarvan gemoeide bedrag van € 2.000,- als zodanig niet is betwist door partijen, dient met dit bedrag alsnog rekening te worden gehouden. Ten aanzien van het chroomwerk slaagt grief 1.
6.8
Wat betreft de uitlaat is tussen partijen niet in geschil dat de uitlaat onder de auto vandaan is gevallen. Volgens Noble House kwam dat niet door de kwaliteit of de wijze van montage van de uitlaat, maar door onoordeelkundig rijgedrag van [X] . Bovendien bestaan er geen ‘Aston Martin-uitlaten’ en heeft zij de uitlaat gemonteerd die voldoet aan de door Aston Martin gehanteerde standaard van uitmuntende kwaliteit, aldus Noble House.
6.9
Het hof ziet aanleiding aan een deskundige te vragen of de door Noble House gemonteerde uitlaat in kwalitatief opzicht geschikt is voor de Aston Martin, of deze juist is gemonteerd en zo nee, wat de geschatte kosten zijn voor het juist aanbrengen van een uitlaat die wel geschikt is, uitgesplitst naar kosten van deze uitlaat en de kosten van montage.
6.1
Ook voor het lakwerk heeft hof behoefte aan nadere voorlichting door een deskundige, nu de door Hoad bij akte van 10 januari 2017 in het geding gebrachte foto’s niet volledig duidelijk zijn, maar wel duiden op gebreken. Noble House heeft ook onvoldoende gemotiveerd betwist dat van beschadiging van het lakwerk sprake is. Het hof is voornemens de deskundige te vragen zich uit te laten over de vraag of het lakwerk gebreken heeft, zo ja welke, wat de oorzaak van die gebreken is, of het lakwerk naar de eisen van goed vakmanschap door Noble House is uitgevoerd en wat de kosten van herstel zijn. Voorts dient de deskundige zich er over uit te laten of de auto door Noble House gepolijst is, na eventueel overspuiten alsnog gepolijst moet worden en wat de kosten daarvan zijn.
6.11
Behoudens het voorgaande met betrekking tot het chroomwerk, het lakwerk en de uitlaat zijn voor het overige tegen de bevindingen en conclusie van de deskundige die in eerste aanleg een onderzoek heeft verricht geen bezwaren geuit. Het hof zal die bevindingen en conclusies dan ook voor het overige overnemen en daarop zijn oordeel baseren.
Kosten van stilstand (grief 4)
6.12
Hoad heeft zich erover beklaagd dat de rechtbank in het tussenvonnis van 31 juli 2013 heeft beslist dat kosten als gevolg van stilstand van de Aston voor rekening van Noble House dienen te komen (rov. 2.16) terwijl de rechtbank in het eindvonnis van 4 februari 2015 zonder nadere motivering op die beslissing is teruggekomen door die kosten voor rekening van Hoad te laten (rov.2.6).
6.13
De constatering van Hoad is juist. Het hof is van oordeel dat de gevolgen van stilstand – waarvan de kosten door de deskundige zijn geschat op € 1.000,- in verband met problemen aan de accu en het brandstofsysteem - voor rekening van Noble House dienen te komen op grond van de overwegingen van de rechtbank bij vonnis van 31 juli 2013, met welke overwegingen het hof zich verenigt en tot de zijne maakt. Voor zover de kosten mede een gevolg zijn van de bewaring die op verzoek van Hoad op 9 juli 2010 heeft plaatsgevonden maakt dat voor toerekening van deze kosten geen verschil, omdat uit de ontbinding van de overeenkomst door een tekortkoming van Noble House blijkt dat Hoad recht had op afgifte van de auto en op goede gronden bewarende maatregelen mocht treffen. Dat deze maatregelen onnodig en overbodig waren heeft Noble House niet, met voldoende feiten en omstandigheden onderbouwd, gesteld. Het bedrag van € 1000,-, welk bedrag qua hoogte als zodanig niet is betwist, moet voor rekening van Noble House moet komen. De grief slaagt.
kosten wegens genotsderving (grief 6)
6.14
Volgens Hoad heeft zij wegens het langdurig niet kunnen gebruiken van de Aston Martin recht heeft op vergoeding van de schade (wegens ‘genotsderving’) die zij daardoor heeft geleden. Hoad heeft daarbij gewezen op de arresten van de Hoge Raad van 28 januari 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR6460 en 5 december 2008, ECLI:NL:HR:2008:BF1042. Hoad heeft haar schade gesteld op € 79.885,41, welk bedrag zij heeft berekend aan de hand van leasetarieven per maand van een auto met een aanschafprijs van € 59.985, - gedurende 59 maanden (59 x € 1.353,99).
6.15
Het hof is van oordeel dat Hoad geen recht heeft op deze schadevergoeding. Hoad heeft weliswaar gewezen op de kosten voor een vervangende auto, maar zij heeft deze kosten niet gemaakt en deze uitgaven niet daadwerkelijk gedaan Dat Hoad andere uitgaven zou hebben gedaan die hun doel hebben gemist is gesteld, noch anderszins gebleken. Voor zover Hoad met haar stellingen het oog heeft gehad op vergoeding van immateriële schade die een gevolg is van teleurstelling, boosheid of ergernis van haar bestuurder [X] omtrent de prestatie van Noble House is dat geen schade die door Hoad is geleden. De grief is vergeefs voorgesteld.
De reparatiekosten voor de Bentley Turbo en de Bentley DHC (grieven 10 tot en met 13)
6.16
Hoad komt met deze grieven op tegen de toewijzing van de vordering in reconventie van Noble House, waarbij zij is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 9.979,65, te vermeerderen met wettelijke handelsrente. De vordering betreft door Noble House verrichte reparaties aan de Bentley Turbo en de Bentley DHC. Noble House heeft de kosten van die reparaties bij facturen van 9 september 2009 (factuurbedrag € 5.913,88) en 6 mei 2010 (factuurbedrag € 4.062,77) aan Hoad in rekening heeft gebracht.
6.17
Hoad stelt zich op het standpunt dat niet zij, maar haar directeur [X] als eigenaar van de Bentley’s de auto’s ter reparatie heeft aangeboden en dat zij de rekeningen dus niet hoeft te betalen. Verder stelt Hoad dat op de factuur van 9 september 2009 een bedrag van
€ 1.106,95 in mindering moet worden gebracht omdat een ander garagebedrijf ( [Y] ) anderhalf jaar later een zelfde reparatie - vervanging van een schokbreker - goedkoper kon uitvoeren. Dat de schokbreker toen al vervangen moest worden duidt er volgens Hoad op dat de reparatie door Noble House ondeugdelijk was.
6.18
Het hof beschikt over slechts over de factuur van 6 mei 2010, die in hoger beroep als productie 13 bij conclusie van antwoord in conventie, van eis in reconventie in eerste aanleg alsnog aan het procesdossier van Noble House is toegevoegd, terwijl die ten tijde van het pleidooi nog ontbrak. Het is echter niet nodig om ook de andere factuur alsnog in het geding te brengen of Hoad in de gelegenheid te stellen zich alsnog over de factuur van 6 mei 2010 uit te laten, nu tussen partijen niet in geschil is dat deze beide facturen ten name zijn gesteld van Hoad.
6.19
Het antwoord op de vraag tussen welke partijen een overeenkomst is gesloten en of iemand in eigen naam is opgetreden hangt af hetgeen door hem en de wederpartij daaromtrent jegens elkaar is verklaard en zij over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden (vgl. Hoge Raad 11 maart 1977, ECLI:NL:HR:1977:AC1877).
6.2
Het hof neemt in overweging dat [X] tijdens het pleidooi in hoger beroep heeft verklaard dat indien er sprake was van een onjuiste factuur er door de administratie van Hoad bezwaar werd gemaakt. Niet gesteld of gebleken is dat er over de tenaamstelling van de onderhavige facturen is geklaagd. De stelling van Hoad tijdens het pleidooi dat een onderscheid zou moeten worden gemaakt tussen facturering voor zakelijke en privéauto’s is voorts niet, bijvoorbeeld aan de hand van facturen die dat kunnen staven, voldoende onderbouwd. Noble House heeft verder onweersproken gesteld dat bij opdrachten ter zake andere auto’s steeds Hoad als opdrachtgever optrad. In deze omstandigheden mocht Noble House er naar het oordeel van het hof er voor de opdrachten ter zake de beide Bentley’s vanuit gaan dat Hoad haar opdrachtgeefster was, zoals Noad heeft gesteld. Het hof onderschrijft hetgeen de rechtbank in rov. 2.10 van het vonnis van 4 februari 2015 heeft overwogen, waarin de rechtbank datzelfde oordeel tot uitdrukking heeft gebracht.
Het feit dat Hoad ten tijde van de reparaties geen eigenaar van de auto’s was leidt het hof niet tot een ander oordeel, nu die eigendom in het geheel niet uitsluit dat Hoad opdracht heeft gegeven tot de reparaties en dat de facturen daarom op haar naam zijn gesteld, noch daargelaten dat Hoad niet heeft gesteld dat Noble House ten tijde van het verstrekken van de opdrachten van die eigendom op de hoogte was. Grief 10 faalt.
6.21
Wat betreft de bezwaren van Hoad tegen de hoogte van de factuur van 9 september 2009 met betrekking tot de kosten van reparatie van de schokbreker volgt uit het enkele feit dat deze anderhalf jaar later is vervangen niet dat Noble House is tekortgeschoten in de nakoming van de opdracht tot reparatie doordat zij een gebrekkige schokbreker heeft gemonteerd of deze onjuist heeft gemonteerd. Enige nadere feitelijke onderbouwing van Hoad omtrent deze beweerdelijke tekortkoming van Noble House ontbreekt, terwijl het wel op haar weg lag om die onderbouwing te geven. De omstandigheid dat een ander garagebedrijf ( [Y] ) voor een lager bedrag een schokbreker kon vervangen is ook geen grond voor bevrijding van de verbintenis tot betaling aan Noble House. Voor zover Hoad heeft willen betogen dat Noble House bij gebrek aan een overeengekomen prijs slechts recht heeft op een redelijke prijs (art. 7:752 BW) en dat het in rekening gebrachte bedrag niet redelijk is, is de verwijzing naar de factuur van [Y] ter onderbouwing daarvan evenmin toereikend. De stelling daartoe in de toelichting op grief 11 dat blijkens die factuur € 151,88 aan arbeidsloon is gerekend is een niet uit de factuur blijkende aanname op basis van een niet als zodanig uit de factuur kenbare rekensom. Bovendien blijkt uit de factuur dat [Y] kennelijk kortingen heeft verleend. De grieven 11 tot en met 13 slagen derhalve niet.
meerwerk (grieven 15 tot en met 20)
6.22
De rechtbank heeft de meerwerkvordering van Noble House toegewezen tot een bedrag van € 19.642,33, te vermeerderen met wettelijke handelsrente met ingang van
30 januari 2013. Noble House heeft aan deze vordering ten grondslag gelegd dat er sprake is geweest van meer werkzaamheden dan oorspronkelijk overeengekomen, waarvoor Hoad tijdens het restauratieproces opdracht heeft gegeven.
6.23
Het hof stelt vast dat voor wat betreft de restauratiewerkzaamheden aan de Aston Martin de overeenkomst van partijen als overeenkomst van aanneming van werk moet worden beschouwd. Dat is tussen partijen niet in geschil.
Op Noble House rust de stelplicht en de bewijslast rust van haar stelling dat er sprake is van meerwerk omdat zij in opdracht van Hoad werkzaamheden heeft verricht die niet tot de inhoud van de overeenkomst van 5 november 2007 behoorden en dat zij Hoad heeft gewaarschuwd voor de noodzakelijke prijsverhoging die van een dergelijke meerwerkopdracht het gevolg was of dat Hoad dat ook zonder die waarschuwing had behoren te begrijpen (artikel 7:755 BW).
6.24
Noble House heeft bij factuur van 21 juni 2010 een bedrag van € 16.506,16 exclusief BTW in rekening gebracht aan Hoad. Zij heeft bij brief van 21 juni 2010 aan Hoad een toelichting op die factuur gegeven, waarin zij de diverse werkzaamheden en de daarmee gemoeide bedragen (exclusief BTW) heeft opgesomd. Het hof zal hierna waar mogelijk die opsomming volgen.
6.25
Ten aanzien van de hierna te bespreken post ‘stereo-installatie’ ligt dat anders: daarvoor heeft Noble House geen bedrag voor meerwerk in rekening gebracht, maar heeft Hoad gesteld dat zij de daarmee gemoeide door haar ‘voorgefinancierde’ kosten op grond van de overeenkomst aan Noble House kan doorberekenen en kan terugvorderen. Daarbij gaat het dus ook niet om meerwerk.
6.26
Het gaat om de volgende posten:
achterruit (€ 985,-)
Uit de brief van 21 juni 2010 blijkt dat op verzoek van Hoad de achterruit is vervangen vanwege een defecte achterruitverwarming. Naar het oordeel van het hof heeft Noble House onvoldoende onderbouwd gesteld dat ten aanzien van deze achterruit sprake is van meerwerk. Op grond de brief van 5 november 2007 waarin is opgenomen
“op dit moment ga ik ervan uit dat het glas aan de zijkanten en de achterruit worden teruggeplaatst”en ‘
in de basis (is) de gehele auto wel besproken. Je kunt er vanuit gaan dat hetgeen dat niet is genoemd, in elk geval wordt geïnspecteerd en waar nodig gerestaureerd/vervangen. Noble House wil een topkwaliteit auto leveren, die geschikt is voor dagelijks gebruik’behoefde Hoad niet te begrijpen dat extra kosten in rekening zouden worden gebracht, te meer nu door Hoad onweersproken is gesteld dat de Aston Martin standaard een achterruit met verwarming heeft. Nu die verwarming niet goed functioneerde en om die reden de achterruit is vervangen is er geen sprake van meerwerk. Noble House heeft ook niet gesteld dat zij Hoad voor prijsverhoging heeft gewaarschuwd of dat Hoad dat ook zonder waarschuwing had behoren te begrijpen.
houtwerkset ( € 4.927,50)
Hoad heeft erkend dat er sprake is van meerwerk, maar zij is het niet eens met het bedrag dat haar in rekening is gebracht. Noble House heeft aanvankelijk een bedrag van
€ 2.390,- geoffreerd - welk bedrag Hoad redelijk vindt - en niet eerder dan bij brief van 21 juni 2010 is vervolgens een bedrag van € 4.927,50 genoemd en daarna in rekening gebracht. Het hof is van oordeel dat Noble House onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld dat zij Hoad voor een prijsverhoging heeft gewaarschuwd nadat zij eerder een bedrag van
€ 2.390,-- had genoemd voor de houtwerkset. Dat het haar, zoals zij tijdens het pleidooi heeft gesteld, veel moeite heeft gekost om een houtwerk te bemachtigen is daartoe op zichzelf onvoldoende. Ook indien zij beoogd heeft te stellen dat Hoad dat ook zonder waarschuwing had behoren te begrijpen mist die stelling een deugdelijke onderbouwing. Mede vanwege het ontbreken van een hierop toegespitst bewijsaanbod is er geen reden voor bewijslevering door Noble House. Het hof concludeert dat Noble House een bedrag van € 2.390,-- aan Hoad in rekening had mogen brengen. Het meerdere - € 2.537,50 - dient voor haar rekening te blijven.
houten stuurwiel (€ 485,80)
Hoad heeft gesteld dat Noble House heeft toegezegd de kosten van het houten stuurwiel voor haar rekening te nemen, welke toezegging door Noble House is erkend. Zij meent echter dat zij vanwege het geschil tussen partijen op die toezegging kan terugkomen. Het hof volgt Noble House daarin niet, nu Hoad er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat zij niet voor het stuurwiel hoefde te betalen. Het enkele feit dat tussen partijen een geschil is ontstaan, is onvoldoende voor de conclusie dat het - zo verstaat het hof de stellingen van Noble House – naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om Noble House aan haar toezegging te houden. Ook het bedrag van € 485,80 is ten onrechte toegewezen.
alarmsysteem
Nu tussen partijen niet in geschil is dat voor het alarmsysteem geen meerwerk in rekening is gebracht en van een veroordeling van Hoad terzake het alarmsysteem geen sprake is geweest is onduidelijk wat Hoad met haar grief (grief 16, randnummer 87) beoogt en waarom zij belang heeft bij verbetering van het vonnis van 31 juli 2013.
mistachterlicht (€ 170,90)
Noble House heeft de stellingen van Hoad dat een mistachterlicht wettelijk verplicht is en dat de Aston Martin geschikt moest zijn voor dagelijks gebruik niet weersproken. Op grond van de overeenkomst van 5 november 2007 behoefde Hoad dan ook niet te begrijpen dat het plaatsen van dit mistachterlicht tot een prijsverhoging zou leiden. Noble House heeft niet met voldoende feiten onderbouwd gesteld dat zij Hoad voor deze prijsverhoging heeft gewaarschuwd of dat Hoad dat had behoren te begrijpen. Noble House heeft ten onrechte een bedrag van € 170,90 in rekening gebracht.
airco-systeem (€ 1.950,-)
Ten aanzien van het airco-systeem heeft Noble House gesteld dat Hoad de Aston Martin heeft gekocht met een werkend airco-systeem, maar dat Hoad desondanks een revisie wilde laten uitvoeren, en dat in opdracht van Hoad het systeem is vervangen. Hoad heeft in de toelichting op haar grief gesteld dat zij een auto heeft gekocht in de veronderstelling dat deze een goed werkend airco-systeem had. Hoad heeft echter niet gesteld dat het systeem niet goed functioneerde en evenmin dat het vervangen van het airco-systeem al onderdeel uitmaakte van de oorspronkelijke overeenkomst. In de brief van 5 november 2007 waarin de werkzaamheden worden beschreven wordt daarvan geen melding gemaakt. Er is derhalve sprake van meerwerk en de kosten daarvan komen voor rekening van Hoad.
benzine (€ 242,91)
Tegenover de stelling van Hoad dat zij geen opdracht heeft gegeven tot het verbruik van benzine tot het door Noble House gevorderde bedrag heeft Noble House slechts gesteld dat niet is overeengekomen dat Noble House geen kosten in rekening zou brengen en dat Hoad niet over de kostenopgave heeft geklaagd. Daarmee miskent zij dat het aan haar is te stellen en te bewijzen dat Hoad dat levering van benzine tegen betaling wel is overeengekomen en dat niet klagen over een factuur niet zonder meer een dergelijke overeenkomst tot stand brengt. Deze kosten zijn derhalve ten onrechte in rekening gebracht.
emblemen wielen ( €539,-)
Hoad heeft er naar het oordeel van hof terecht op gewezen - onder verwijzing naar de in rov. 5.9 weergegeven tweede citaat uit de brief van 5 november 2007 en tegen de achtergrond van de door Noble House niet betwiste stelling van Hoad dat de emblemen behoren tot de standaarduitrusting van de Aston Martin - dat zij niet hoefde te begrijpen dat zij extra diende te betalen voor deze emblemen. Dat dit anders is heeft Noble House onvoldoende feitelijk onderbouwd. Tegenover de gemotiveerde betwisting van Hoad dat op dit punt sprake is van meerwerk, heeft Noble House ook geen voldoende gespecificeerd bewijsaanbod gedaan.
6.27
Wat betreft de stereo-installatie ( € 2.626,33) overweegt het hof het volgende.
Hoad stelt dat de kosten van deze installatie op grond van de overeenkomst van partijen voor rekening van Noble House dienen te komen. Het is aan Hoad om die stelling te onderbouwen en zo nodig te bewijzen. Noble House heeft onbetwist gesteld dat zij tegen een meerprijs een stereo-installatie heeft willen inbouwen, maar dat Hoad dat niet wilde en dat vervolgens een derde op verzoek van Hoad die stereo-installatie heeft ingebouwd. Hoad heeft tegenover deze betwisting van Noble House onvoldoende feiten gesteld waarom Noble House op grond van de overeenkomst gehouden is tot vergoeding van deze kosten. Hoad heeft daarom geen recht op vergoeding van deze kosten.
6.28
Grief 15 slaagt. Grief 16 eveneens, behalve wat betreft de stereo-installatie, het alarmsysteem en het airco-systeem. Grief 17 tot en met 20 zijn ook terecht voorgedragen. Grief 21, die daarop voortbouwt treft eveneens doel. De grieven 5, 7, 8 en 21 betreffen de (proceskosten)veroordeling in eerste aanleg in conventie en in reconventie en de kosten van beslag en bewaring. De beslissingen daarover zullen worden aangehouden.
6.29
Het hof zal gelet op rov. 6.9 en 6.10 een deskundigenbericht gelasten. Naast hetgeen in de als zodanig aangeduide grieven met toelichting is verwoord, heeft Hoad in de inleiding in haar memorie van grieven in randnummers 13 en 15 opmerkingen gemaakt over de omstandigheid dat de rechtbank over het hoofd heeft gezien dat zij in het vonnis van 31 juli 2013 heeft overwogen dat over de vraag of de anti-roestbehandeling heeft plaatsgevonden, of het airco-systeem functioneert en of de banden moeten worden vervangen door langdurige stilstand nadere vragen aan de deskundige moeten worden gesteld. De rechtbank heeft echter zonder die vragen te stellen eindvonnis gewezen. Het hof merkt deze algemene opmerking over de gang van zaken in eerste aanleg niet aan als voldoende kenbare grieven, nu Hoad op andere punten wel specifieke bezwaren heeft geuit over aan de auto klevende gebreken en in rekening gebracht meerwerk. Noble House is op deze opmerkingen bij memorie van antwoord niet ingegaan en heeft deze kennelijk ook niet als afzonderlijke bezwaren opgevat. Het hof overweegt om als deskundige aan te wijzen de in Antwerpen gevestigde Aston Martin-dealer, waar de Aston Martin na afgifte door Hoad is gestald.
6.3
Beide partijen worden in de gelegenheid gesteld om bij gelijktijdig te verzoeken akte vragen te formuleren en zich uit te laten over de personen, hoedanigheden en relevante kwaliteiten van de te benoemen deskundige, en zijn/hun bereikbaarheid (adressen, telefoonnummers en e-mailadressen).
Het hof verzoekt aan partijen tijdig met elkaar in overleg te treden over in ieder geval de personen van de te benoemen deskundige en zo mogelijk gezamenlijk een persoon voor te dragen. Indien partijen niet slagen in een gezamenlijke voordracht, verzoekt het hof aan partijen in hun tevoren over en weer aan elkaar toe te zenden akten in te gaan op de door de wederpartij voor te dragen personen en op eventuele bezwaren tegen benoeming van bepaalde personen, dan wel mee te delen dat partijen zich op dit punt refereren aan het oordeel van het hof. Het hof zal ieder van partijen belasten met de helft het voorschot op de kosten van de deskundige, nu de uitkomsten van het deskundigenonderzoek zowel voor de conventie als de reconventie van belang zijn.
6.31
In randnummer 15 van de memorie van grieven heeft Hoad nog bezwaar gemaakt tegen haar veroordeling in conventie tot betaling aan Noble House van een bedrag van
€ 573,77, zijnde de helft van de kosten van de deskundige. Het hof zal een beslissing hierover aanhouden.
6.32
Het hof geeft partijen gezien de het vervolg van deze procedure het volgende in overweging. Het staat op grond van voorgaande rechtsoverwegingen al vast dat het vonnis van 4 februari 2015 niet in stand kan blijven en dat de vorderingen van Noble House met betrekking tot het meerwerk op een lager bedrag uitkomen dan is toegewezen. Afhankelijk van de uitkomsten van het deskundigenbericht kan dat nog minder worden. Het hof geeft partijen daarom in overweging (alsnog) een poging te doen een minnelijke regeling met elkaar te treffen. De bandbreedtes waarbinnen die schikking gevonden zou kunnen worden zijn voor partijen wellicht inmiddels zichtbaar.

7.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
verwijst de zaak naar de roldatum 16 mei 2017 voor het gelijktijdig nemen van een akte door partijen als bedoeld in rov. 6.30;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. I. Tubben, mr. M.M.A. Wind en mr. J. Smit en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
18 april 2017.