Uitspraak
Hoad,
Noble House,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
“Om jou zo goed mogelijk te informeren over de nog uit te voeren werkzaamheden, ga ik hieronder verder in op de Aston Martin V8. Het betreft:
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
€ 19.642,33, alle bedragen vermeerderd met wettelijke handelsrente, en veroordeling van Hoad tot opheffing van door Hoad ten laste van Noble House gelegde beslagen op straffe van verbeurte van een dwangsom, met veroordeling van Hoad in de proceskosten in conventie en in reconventie.
5.De beoordeling van de ontvankelijkheid/belang bij het hoger beroep
Van berusting kan slechts sprake zijn indien de in het ongelijk gestelde partij na de uitspraak jegens de wederpartij heeft verklaard dat zij zich bij de uitspraak neerlegt of jegens de wederpartij een houding heeft aangenomen waaruit dit in het licht van de omstandigheden van het geval ondubbelzinnig blijkt (zie onder meer Hoge Raad 10 maart 2017 ECLI:NL:HR:2017:412 en Hoge Raad 10 juni 2016 ECLI:NL:HR:2016:1138). Het zonder voorbehoud voldoen aan een veroordeling die is uitgesproken bij een rechterlijke uitspraak is onvoldoende om aan te nemen dat de veroordeelde zich ondubbelzinnig bij de uitspraak heeft neergelegd (Hoge Raad 8 februari 1991 ECLI:NL:HR:1991:ZC0146). Hetgeen Noble House heeft aangevoerd, te weten: het na overleg tussen de advocaten voldoen aan het eindvonnis door betaling door haar of haar advocaat van het toegewezen bedrag tegen de afgifte van de Aston Martin en deze na afgifte zonder keuring naar het buitenland brengen, is gezien deze - tot terughoudendheid nopende - maatstaven voor het aannemen van berusting onvoldoende. Van een verklaring of een houding waaruit die berusting valt af te leiden is ook anderszins onvoldoende gebleken.
6.De beoordeling van de grieven en de vordering
€ 95.000,-, vermeerderd met kosten van eventueel meerwerk. Met het oog op deze wijze van afwikkeling heeft de rechtbank in eerste aanleg in het voetspoor van partijen een deskundigenbericht bevolen overeenkomstig het door Hoad gevorderde. Het hof zal deze benadering volgen.
De grieven 1 tot en met 3en
grief 14van Hoad zijn gericht tegen het oordeel van de rechtbank over de herstelkosten.
Grief 4strekt ertoe dat de kosten van herstel als gevolg van stilstand van de Aston Martin voor rekening van Noble House dienen te komen en
grief 5dat Noble House de kosten van beslag en bewaring moet vergoeden.
Grief 6ziet op de door Hoad bepleite vergoeding wegens genotsderving.
Grief 7 en 8bouwen op deze grieven voort, zich richtend op het oordeel van de rechtbank dat Hoad in conventie niets meer te vorderen heeft van Noble House (grief 7) en op het compenseren van de proceskosten in conventie (grief 8).
Grief 9stelt de eiswijziging in reconventie aan de orde.
De grieven 10 tot en met 13zien op de veroordeling tot betaling van een bedrag voor reparatiekosten aan de Bentley Turbo en de Bentley DHC.
De grieven 15 tot en met 21betreffen het meerwerk en de daarop gebaseerde vordering van Noble House.
Grief 22betreft tot slot de proceskostenveroordeling in reconventie. Aldus lenen de grieven zich voor geclusterde beoordeling .
Chroomwerkimmers verwoord ‘
dat alle chromen delen worden geïnspecteerd op schade en waar nodig wordt het chroom uitgedeukt cq. dan opnieuw verchroomd’.Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is daarin geen beperking te lezen, in die zin dat onder chroomwerk alleen de bumpers vallen, nu ook vast staat dat de auto meer chroomwerk bevat dan alleen bumpers. Bovendien is in de brief opgenomen dat ‘
in de basis de gehele auto wel (is) besproken. Je kunt er vanuit gaan dat hetgeen dat niet is genoemd, in elk geval wordt geïnspecteerd en waar nodig gerestaureerd/vervangen’.Dat duidt veeleer op een uitbreiding van overeengekomen werkzaamheden dan op een beperking daarvan. Hoad mocht daarom verwachten dat al het chroomwerk deugdelijk en niet beschadigd zou zijn. Nu de door de deskundige geconstateerde beschadigingen aan het chroomwerk en het met herstel daarvan gemoeide bedrag van € 2.000,- als zodanig niet is betwist door partijen, dient met dit bedrag alsnog rekening te worden gehouden. Ten aanzien van het chroomwerk slaagt grief 1.
€ 1.106,95 in mindering moet worden gebracht omdat een ander garagebedrijf ( [Y] ) anderhalf jaar later een zelfde reparatie - vervanging van een schokbreker - goedkoper kon uitvoeren. Dat de schokbreker toen al vervangen moest worden duidt er volgens Hoad op dat de reparatie door Noble House ondeugdelijk was.
Het feit dat Hoad ten tijde van de reparaties geen eigenaar van de auto’s was leidt het hof niet tot een ander oordeel, nu die eigendom in het geheel niet uitsluit dat Hoad opdracht heeft gegeven tot de reparaties en dat de facturen daarom op haar naam zijn gesteld, noch daargelaten dat Hoad niet heeft gesteld dat Noble House ten tijde van het verstrekken van de opdrachten van die eigendom op de hoogte was. Grief 10 faalt.
“op dit moment ga ik ervan uit dat het glas aan de zijkanten en de achterruit worden teruggeplaatst”en ‘
in de basis (is) de gehele auto wel besproken. Je kunt er vanuit gaan dat hetgeen dat niet is genoemd, in elk geval wordt geïnspecteerd en waar nodig gerestaureerd/vervangen. Noble House wil een topkwaliteit auto leveren, die geschikt is voor dagelijks gebruik’behoefde Hoad niet te begrijpen dat extra kosten in rekening zouden worden gebracht, te meer nu door Hoad onweersproken is gesteld dat de Aston Martin standaard een achterruit met verwarming heeft. Nu die verwarming niet goed functioneerde en om die reden de achterruit is vervangen is er geen sprake van meerwerk. Noble House heeft ook niet gesteld dat zij Hoad voor prijsverhoging heeft gewaarschuwd of dat Hoad dat ook zonder waarschuwing had behoren te begrijpen.
€ 2.390,-- had genoemd voor de houtwerkset. Dat het haar, zoals zij tijdens het pleidooi heeft gesteld, veel moeite heeft gekost om een houtwerk te bemachtigen is daartoe op zichzelf onvoldoende. Ook indien zij beoogd heeft te stellen dat Hoad dat ook zonder waarschuwing had behoren te begrijpen mist die stelling een deugdelijke onderbouwing. Mede vanwege het ontbreken van een hierop toegespitst bewijsaanbod is er geen reden voor bewijslevering door Noble House. Het hof concludeert dat Noble House een bedrag van € 2.390,-- aan Hoad in rekening had mogen brengen. Het meerdere - € 2.537,50 - dient voor haar rekening te blijven.