In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 juni 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarbij de Regionale Sociale Dienst en Kredietbank Alblasserwaard/Vijfheerenlanden (RSD) in cassatie ging tegen een beschikking van het gerechtshof Den Haag. De RSD had verzocht om vaststelling van een verhaalsbijdrage van € 997,-- per maand van de man, die onderhoudsplichtig is voor zijn kinderen. De rechtbank had dit verzoek toegewezen, maar het hof had geoordeeld dat de man voor de periode na 1 januari 2015 geen verhaalsrecht meer had, omdat de bijstandsverlening aan de vrouw was gewijzigd door de invoering van de Participatiewet. De man voerde aan dat de RSD niet-ontvankelijk was in het cassatieberoep, omdat zij had berust in de uitspraak van het hof. De Hoge Raad oordeelde dat de RSD inderdaad niet-ontvankelijk was, omdat zij zich in een brief aan de man had geconformeerd aan de uitspraak van het hof. De Hoge Raad benadrukte dat berusting in een uitspraak betekent dat de partij afstand doet van het recht om daartegen in beroep te gaan. De Hoge Raad heeft de RSD in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. Deze uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de mogelijkheid van verhaal van bijstandsverlening op onderhoudsplichtigen, vooral in het licht van de wijzigingen die de Participatiewet met zich meebracht.