3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [Eiser] heeft in 2001 van [verweerster] een nieuw motorjacht van het type [A] (hierna: het jacht) gekocht voor een bedrag van DM 1.591.882,--. In verband met de inruil van het jacht Sea Ray heeft [eiser] uiteindelijk een koopprijs van DM 1.016.882,-- betaald.
(ii) Direct na de levering in juli 2001 heeft zich tijdens een vaartocht naar Helgoland rookvorming voorgedaan, die veroorzaakt werd door een loszittende slang. Deze is door een te hulp geroepen monteur van [verweerster] vastgezet.
(iii) In augustus 2001 heeft [eiser] aan [verweerster] gemeld dat er sprake was van olielekkage. Tijdens een onderzoek daarnaar van de kant van [verweerster] is een lekkage aan de carterpakkingen geconstateerd. Dit euvel is aan de leverancier van de motoren, Volvo Penta, gemeld. Met [eiser] is afgesproken dat het probleem tijdens de winterberging bij [verweerster] te [plaats] na oktober 2001 zou worden verholpen.
(iv) Toen [eiser] in dat kader het jacht in oktober 2001 bij [verweerster] afleverde, heeft hij aan [verweerster] een "Mängelliste" overhandigd, waarin onder meer het probleem van olieverlies bij beide motoren staat vermeld. In de periode van oktober 2001 tot 12 april 2002 heeft [verweerster] reparaties verricht aan het jacht voor een bedrag van ruim € 12.000,-- exclusief BTW. Dit bedrag en ook de kosten van de winterstalling (in totaal ongeveer € 2.000,--) zijn niet aan [eiser] in rekening gebracht.
(v) [Eiser] heeft op 12 april 2002 het jacht in [plaats] opgehaald en vervolgens naar [plaats] in Duitsland gebracht.
(vi) Via zijn toenmalige Duitse raadsman liet [eiser] bij brief van 7 juni 2002 aan [verweerster] weten: "Der motor verliert nach wie vor in grossen mengen Öl, was sich dann auch in der Bilge feststellen lässt". Voorts werd in die brief een beroep op ontbinding van de koopovereenkomst gedaan.
(vii) Naar aanleiding van deze klacht heeft [betrokkene 1], een servicemedewerker van [verweerster], het jacht op 12 juni 2002 geïnspecteerd. Bij brief van 14 juni 2002 schreef [verweerster] aan [eiser]: "Damit hat Ihr Schreiben sich erübrigt."
(viii) De raadsman van [eiser] reageerde hierop bij brief van 24 juni 2002 waarin onder meer geschreven was:
"Ihr Mitarbeiter hatte selbst mitgeteilt, dass das Boot auch nicht vor Ort zu reparieren ist, sondern abermals nach [plaats] gebracht werden muss. Es dürfte für Sie nachvollziehbar sein, [eiser] an dem Boot schlicht und einfach keinerlei Interesse mehr besitzt (...) Aus rechtlich formellen Gründen wird hiermit nochmals der Anspruch auf Wandlung des Kaufvertrages geltend gemacht. (...)"
(ix) Op 4 juli 2002 vond tussen [eiser] en [verweerster] overleg plaats. [Verweerster] schreef naar aanleiding daarvan bij brief van 8 juli 2002 dat zij ontbinding van de hand wees en dat zij voor de motoren contact had opgenomen met Volvo Penta.
(x) Op 11 juli 2002 hebben medewerkers van Volvo Penta Europe enkele reparaties verricht na constatering van lekkagesporen bij de bakboordmotor.
(xi) [Eiser] heeft wegens aanhoudende klachten een deskundige in Duitsland, Petermann, opdracht gegeven een rapport op te stellen. In zijn rapport van 29 augustus 2002 meldt Petermann olielekkages te hebben vastgesteld en concludeert hij dat herstel enkel kan plaatsvinden als de motoren worden uitgenomen.
(xii) Midden september 2002 heeft [eiser] het jacht weer naar [plaats] gebracht. Kort daarna heeft een medewerker van Volvo Penta samen met een medewerker van [verweerster] het jacht opnieuw onderzocht. Zij stelden nog enige olielekkages vast die zij hebben verholpen. Hiervan is [eiser] in kennis gesteld bij brief van 17 oktober 2002. Daarin werden tevens de bevindingen van deskundige Petermann betwist.
(xiii) [Verweerster] en [eiser] zijn op 29 januari 2003/4 februari 2003 schriftelijk overeengekomen dat [verweerster] proberen zal het jacht te verkopen voor [eiser]. Dit is niet gelukt, waarna het jacht in opdracht van [eiser] door [verweerster] naar [B] Yachtvertrieb in [plaats] (Duitsland) is overgebracht.
(xiv) [Eiser] heeft bij verzoekschrift van 28 oktober 2003 de rechtbank Roermond verzocht een voorlopig deskundigenonderzoek te gelasten. Dit verzoek is bij beschikking van 18 februari 2004 toegewezen, waarbij P. Selles als deskundige is benoemd om onderzoek te doen naar drie door [eiser] gestelde gebreken, te weten: het ernstige olieverlies van de motoren, het niet sluiten van de Variotop en het doorhangen van de spiegelklep. Dit onderzoek heeft op 25 mei 2004 bij [B] te [plaats] plaats gevonden, waarna de deskundige zijn bevindingen heeft neergelegd in een rapport van 10 augustus 2004. Daarin concludeert hij: na een uitgebreide proefvaart is van olielekkage niet gebleken; de Variotop functioneert naar behoren; hoogteverschillen tussen achterdek en spiegelklep hangen samen met constructie van het jacht en zijn acceptabel. De deskundige merkt afsluitend op dat naar zijn mening alle eerder gemelde gebreken naar behoren en juist zijn hersteld en dat het jacht normaal en gebruiksgereed is.