ECLI:NL:GHARL:2017:10440

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 november 2017
Publicatiedatum
28 november 2017
Zaaknummer
200.181.021/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toerekening van schijn van volmachtverlening in koopovereenkomst tussen Bronswerk Heat Transfer BV en Batt Cables Public Limited Company

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om een geschil tussen Bronswerk Heat Transfer BV en Batt Cables Public Limited Company over de toerekening van schijn van volmachtverlening. De zaak is ontstaan uit een koopovereenkomst waarbij Bronswerk kabels heeft besteld bij Batt Cables. De centrale vraag is of de vertegenwoordiger van Bronswerk, [E], daadwerkelijk de bevoegdheid had om deze overeenkomst te sluiten. Het hof heeft vastgesteld dat Batt Cables niet voldoende bewijs heeft geleverd dat [E] een toereikende volmacht had. Het hof overweegt dat de omstandigheden waaronder de overeenkomst tot stand is gekomen, zoals het gebruik van briefpapier en visitekaartjes van Bronswerk door [E], hebben geleid tot gerechtvaardigd vertrouwen bij Batt Cables dat [E] bevoegd was om de overeenkomst aan te gaan. Het hof concludeert dat Bronswerk het risico van onbevoegde vertegenwoordiging draagt, omdat de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid is gewekt door haar eigen gedragingen. De grieven van Bronswerk worden verworpen en het vonnis van de rechtbank wordt bekrachtigd, waarbij Bronswerk wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.181.021/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel C/08/161783/ HA ZA 14-459)
arrest van 28 november 2017
in de zaak van
Bronswerk Heat Transfer BV,
gevestigd te Nijkerk,
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiseres in voorwaardelijke reconventie,
hierna:
Bronswerk,
advocaat: mr. W.A.J. Hagen, kantoorhoudend te Arnhem,
tegen
Batt Cables Public Limited Company,
gevestigd te Oud-Beijerland,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres in conventie en verweerster in voorwaardelijke reconventie,
hierna:
Batt Cables,
advocaat: mr. I.C.M.C. Henriquez-van de Wetering, kantoorhoudend te Oud-Beijerland.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 13 juni 2017 hier over.
1.2
Ingevolge het genoemde tussenarrest heeft op 3 november 2017 een comparitie van partijen plaatsgevonden. Vervolgens hebben partijen wederom arrest gevraagd op grond van het comparitiedossier, aangevuld met een afschrift van het proces-verbaal dat van de comparitie is opgemaakt.
1.3
De advocaat van Batt Cables heeft bij brief van 13 november 2017 opmerkingen gemaakt over het proces-verbaal van de comparitie. Volgens haar is het proces-verbaal op onderdelen onjuist en onvolledig. De advocaat van Bronswerk heeft bij brief van
15 november 2017 op die brief gereageerd en zijnerzijds een opmerking gemaakt over het proces-verbaal. Het hof overweegt dat voor zover de inhoud van de brieven van de advocaten relevant is voor de beoordeling, dat uit hierna volgende zal blijken.
2. De feiten
2.1
Het hof gaat uit van de volgende feiten die tussen partijen niet in geschil zijn.
2.2
Batt Cables is een groothandel in onder meer elektrische kabels en kabelwartels.
2.3
Bronswerk houdt zich onder meer bezig met het vervaardigen van machines en apparaten voor industriële koeltechniek en klimaatregeling. Voorts blijkt uit het handelsregister dat [A] alleen/zelfstandig bevoegd bestuurder is en dat
[B] , [C] en [D] (beperkt) gevolmachtigden zijn (tot een bedrag van € 2.000.000,-).
2.4
Bij e-mail van 24 juni 2013 heeft [E] , die op 20 oktober 2008 voor onbepaalde tijd in dienst is getreden bij Bronswerk in de functie van Expediter/Spares procurement en aldaar later als Account Manager Service & Maintenance werkzaam was, aan [F] van Batt Cables gevraagd wat de prijs en levertijd is van een aantal specifiek genoemde kabels. [E] heeft daarbij gebruik gemaakt van het e-mailadres [E] @bronswerk.nl. In de e-mail van 24 juni 2013 heeft [E] zich Account Manager Service & Maintenance genoemd. De e-mail bevat voorts het logo en de adres- en telefoongegevens van Bronswerk en bevat verwijzingen naar de internetpagina van Bronswerk en naar haar Facebook, Twitter en Linkedin-accounts.
2.5
Naar aanleiding van de offerteaanvraag heeft op het kantoor van Bronswerk tussen [F] en [E] een gesprek plaatsgevonden, waarna Batt Cables aan [E] een offerte heeft uitgebracht. [E] heeft een door Bronswerk vervaardigd visitekaartje overhandigd, waarop naast het logo van Bronswerk en een foto van [E] als functie van [E] Accountmanager Service & Maintenance staat vermeld.
2.6
Op 25 juli 2013 heeft [E] bij Batt Cables een inkooporder geplaatst door toezending aan [F] van een orderbevestiging. Daarbij heeft [E] gebruik gemaakt van een orderformulier van Bronswerk.
2.7
Bij e-mail van 6 augustus 2013 heeft [F] aan [E] de opdrachtbevestiging d.d. 5 augustus 2013 verzonden. [F] heeft daartoe het door [E] toegezonden formulier (hiervoor genoemd in 2.6) ondertekend en teruggestuurd. In die opdrachtbevestiging staat, voor zover hier van belang, dat Batt Cables aan Bronswerk de daarin genoemde kabels zal verkopen tegen een koopsom van € 284.595,00 en dat de kabels ex works in Erith-Kent (UK) zullen worden geleverd. Voorts is daarin het volgende opgenomen:
2. The item(s) you ordered shall be manufactured by: Basec Acc to BS6004/6491x.
2.8
Bij e-mail van 14 oktober 2013 heeft [F] aan [E] meegedeeld dat de kabels gereed zijn voor levering. Als bijlagen bij deze e-mail zijn een factuur van 12 oktober 2013 ten bedrage van € 346.423,33 (inclusief btw) en als Excel-bestand een gespecificeerde order gevoegd. Het Excel-bestand bevat onder andere een kolom 'Manufacturer'. Bij het overgrote deel van de kabels wordt 'India/non EU' genoemd. Op blz. 2 onderaan is onder meer het volgende vermeld:
We certify these goods to be of EU origin.
2.9
Op verzoek van [E] heeft Batt Cables op 16 oktober 2013 een nieuwe factuur van € 286.300,27 (exclusief btw) verzonden. Deze factuur is ten name van Bronswerk gesteld. Bronswerk heeft deze factuur onbetaald gelaten.
2.1
Op 17 oktober 2013 heeft [E] de kabels bij het afleveradres in Erith-Kent doen ophalen. Daarbij is een 'certificate of conformity' verstrekt. De kabels zijn ten behoeve van Olix Wire Technology Limited vervoerd naar Nigeria. Olix heeft de kabels verkocht aan het Italiaanse oliebedrijf Saipem, dat eveneens is gevestigd in Nigeria. De rekening van de vervoerder- Maersk - is door Bronswerk voldaan.
2.11
Nadat Batt Cables meerdere keren tevergeefs [E] om betaling van de factuur heeft verzocht, heeft de advocaat van Batt Cables bij brief van 21 maart 2014 Bronswerk gesommeerd een totaalbedrag van € 294.269,61 (inclusief rente) uiterlijk binnen twee weken op de derdenrekening van zijn kantoor te storten. Bij e-mail van 26 maart 2014 heeft Bronswerk met een alternatief voorstel gereageerd. Vervolgens heeft Batt Cables bij e-mail van 1 april 2014 een tegenvoorstel gedaan. Bronswerk heeft daarna niet meer gereageerd.
2.12
Bij beschikking van 22 april 2014 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland aan Batt Cables verlof verleend tot het leggen van conservatoir beslag onder de ABN AMRO Bank NV, de Staat der Nederlanden en de roerende zaken van Bronswerk, meer in het bijzonder doch niet beperkt tot de kantoorinventaris die zich bevindt in of nabij het kantoor van Bronswerk, gelegen aan de Stationsweg 22 te Nijkerk, ter verzekering van haar verhaal, waarbij de vordering is begroot op € 372.000,00 (inclusief rente en kosten).
2.13
Op 24 en 25 april 2014 heeft Batt Cables uit hoofde van gemelde beschikking onder de ABN AMRO Bank NV, de Staat der Nederlanden en Bronswerk conservatoir beslag laten leggen.
2.14
Op 28 april 2014 heeft Batt Cables gemelde beschikking en beslagen aan Bronswerk laten betekenen.
2.15
Bij vonnis in kort geding van 19 september 2014 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland de vorderingen van Batt Cables afgewezen, inhoudende dat Bronswerk zal worden veroordeeld om aan Batt Cables € 290.394,12 exclusief rente te voldoen, onder verwijzing naar de aard van de kortgedingprocedure.

3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

3.1.
Batt Cables heeft in eerste aanleg (in conventie) na wijziging van eis, verkort weergegeven, gevorderd: primair veroordeling van Bronswerk tot betaling van € 286.300,27, vermeerderd met wettelijke handelsrente vanaf 17 mei 2014, van € 9.600,89 aan tot
16 mei 2014 verbeurde wettelijke handelsrente en van € 3.206,50 aan buitengerechtelijke incassokosten; subsidiair Bronswerk te veroordelen de kabels aan Batt Cables terug te leveren, op straffe van verbeurte van een dwangsom en Bronswerk te veroordelen tot betaling van € 62.500,-, vermeerderd met wettelijke handelsrente vanaf 21 januari 2015 - een en ander met veroordeling van Bronswerk, zowel primair als subsidiair, in de proceskosten, waaronder de beslagkosten.
3.2.
Bronswerk heeft in eerste aanleg (in voorwaardelijke reconventie), na wijziging van eis, kort gezegd gevorderd te verklaren voor recht dat Batt Cables is tekortgeschoten in de uitvoering van de tussen partijen gesloten koopovereenkomst, die overeenkomst te ontbinden en Batt Cables te veroordelen tot schadevergoeding, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
3.3.
De rechtbank heeft bij vonnis van 26 augustus 2015 in conventie de primaire vorderingen van Batt Cables toegewezen en in voorwaardelijke reconventie de vorderingen van Bronswerk afgewezen, met veroordeling van Bronswerk in de proceskosten.

4.De beoordeling van de grieven en de vordering

4.1
Bronswerk heeft in hoger beroep gevorderd de vorderingen van Batt Cables alsnog af te wijzen en haar vorderingen in (oorspronkelijk) voorwaardelijke reconventie alsnog toe te wijzen, onder veroordeling van Batt Cables tot terugbetaling van hetgeen op grond van het vonnis aan die partij is voldaan. Daartoe heeft Bronswerk elf grieven aangevoerd. Het hof heeft met
grief 1voor zover die ziet op de vaststelling van de feiten reeds rekening gehouden doordat het hof de feiten (deels) opnieuw heeft vastgesteld. In zoverre heeft Bronswerk bij bespreking van deze grief geen belang meer. Met de in de toelichting op deze grief ingenomen inhoudelijke standpunten over de vraag of Bronswerk door het handelen van [E] is gebonden aan een koopovereenkomst met Batt Cables, zal het hof bij de beoordeling van de
grieven 2 tot en met 5rekening houden. Met die grieven komt Bronwerk vanuit verschillende invalshoeken op tegen het oordeel van de rechtbank dat tussen partijen een rechtsgeldige koopovereenkomst tot stand is gekomen, omdat Batt Cables in de gegeven omstandigheden erop mocht vertrouwen dat aan [E] voor het aangaan van de overeenkomst een toereikende volmacht was verleend. Het hof zal deze grieven gezamenlijk beoordelen.
4.2
Het hof is van oordeel dat Batt Cables niet voldoende heeft onderbouwd dat [E] daadwerkelijk een toereikende volmacht had om de onderhavige koopovereenkomst – levering van kabels voor een bedrag van € 286.300,87 exclusief btw – met Batt Cables te sluiten. Bronswerk heeft deze stelling van Batt Cables gemotiveerd betwist, onder verwijzing naar de inschrijving van de bevoegdheden van haar bestuurders in het handelsregister en naar de interne bevoegdheidsverdeling binnen haar vennootschap en de daarin gedreven onderneming. Batt Cables heeft daar te weinig feiten en omstandigheden tegenover gezet om van een toereikende volmacht uit te kunnen gaan. Bovendien ontbreekt een bewijsaanbod ter zake.
4.3
Het komt er dus op aan om vast te stellen of aan Batt Cables, zoals zij heeft gesteld, een beroep toekomt op artikel 3:61 lid 2 BW, aldus dat Batt Cables op grond van verklaringen of gedragingen van Bronswerk redelijkerwijs heeft mogen aannemen dat voor de koopovereenkomst die in naam van Bronswerk is verricht wel een toereikende volmacht was verleend. Voor toerekening van schijn van volmachtverlening aan de vertegenwoordigde (Bronswerk) kan plaats zijn ingeval de wederpartij (Batt Cables) gerechtvaardigd op volmachtverlening heeft vertrouwd op grond van feiten en omstandigheden die voor risico van Bronswerk komen en waaruit naar verkeersopvattingen zodanige schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid (HR 19 februari 2010, ECLI:NL:HR: 2010: BK 7671 en HR 2 december 2011, ECLI:NL:HR:BU4909). Dat risicobeginsel gaat echter niet zo ver dat voor toepassing daarvan ook ruimte is in gevallen waarin het tegenover de wederpartij gewekte vertrouwen uitsluitend is gebaseerd op verklaringen en gedragingen van onbevoegd handelende persoon ( [E] ). Het hof zal mede feiten en omstandigheden moeten vaststellen die Bronswerk betreffen en die rechtvaardigen dat deze partij in haar verhouding tot Batt Cables het risico van de onbevoegde vertegenwoordiging draagt ( HR 3 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:142, HR 3 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:143, hersteld bij HR 17 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:277). De schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan ook berusten op feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan na de totstandkoming van de betrokken rechtshandeling (vgl. HR 24 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1119).
4.4
Het hof stelt bij de beoordeling verder voorop dat de eisen van een vlot handelsverkeer meebrengen dat in beginsel op de bevoegdheid mag vertrouwd van iemand die door een bedrijf is aangesteld om namens dat bedrijf zaken of diensten in te kopen, indien die persoon bij de uitoefening van die taak gebruik maakt van door het bedrijf ter beschikking gesteld briefpapier en van visitekaartjes en een e-mailadres van dat bedrijf. Dat vertrouwen is echter niet onbegrensd: de aard en omvang van de transactie en overige omstandigheden waarin die transactie plaatsvindt, kunnen meebrengen dat het vertrouwen in de vertegenwoordigingsbevoegdheid toch niet gerechtvaardigd is, omdat degene die met die persoon handelt gerede twijfel dient te hebben omtrent diens bevoegdheid (vgl. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 7 mei 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:BZ9798).
4.5
Toegespitst op het onderhavige geval zijn de volgende feiten en omstandigheden voor de beoordeling van belang. Zoals Bronswerk ter comparitie in hoger beroep heeft bevestigd, was [E] uit hoofde van zijn functie bevoegd inkopen te doen. [E] kon daarbij gebruik maken van een door Bronswerk aan hem verstrekt visitekaartje met daarop vermelding van zijn functie van “Accountmanager Service & Maintenance”. Voorts heeft Bronswerk het mogelijk gemaakt dat [E] bij het inkopen van de onbetaald gebleven kabels gebruik maakte van een door Bronswerk aan hem verstrekt e-mailadres en van briefpapier met daarop allerlei gegevens van Bronswerk (logo, telefoon-en internet adressen) en – in het kader van besprekingen met Batt Cable over de offerte - van een kantoor in het bedrijfspand van Bronswerk. Naar het oordeel van het hof komen deze Bronswerk (en niet enkel [E] ) betreffende omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, in de verhouding tussen Batt Cables en Bronswerk voor risico van Bronswerk.
4.6
Het hof is van oordeel dat naar verkeersopvattingen, mede gezien de eisen van een vlot handelsverkeer als nader omschreven in rov. 4.4, Batt Cables er onder deze omstandigheden gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat [E] bevoegd was om in naam van Bronswerk de onderhavige transactie aan te gaan. Zonder nadere toelichting van Bronswerk, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom de functieaanduiding op het visitekaartje van [E] afbreuk zou kunnen doen aan dat vertrouwen. De door Bronswerk genoemde interne beperking van de bevoegdheid doet aan dat vertrouwen evenmin af, nu deze bevoegdheidsbeperking bij Batt Cables niet eerder dan tijdens het tussen partijen gevoerd kort geding kenbaar is gemaakt of anderszins bekend kon zijn. In die procedure heeft Batt Cables betaling van haar onbetaald gebleven factuur gevorderd. Ook het beroep van Bronswerk op de inschrijving in het handelsregister van de bevoegdheden van haar bestuurders kan haar in dat opzicht niet baten, nu deze inschrijving, wat daarvan ook zij, de opgewekte schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid van [E] onverlet laat.
4.7
Bronswerk heeft betoogd dat de transactie zodanig ongebruikelijk was en qua aard en omvang niet passend binnen haar bedrijfsactiviteiten. Om die reden had volgens haar bij Batt Cables zodanige twijfel omtrent de bevoegdheden van [E] moeten rijzen dat zij aan diens optreden niet het gerechtvaardigd vertrouwen van bevoegdheid kon ontlenen. Dat betoog strandt. Batt Cables heeft - door Bronswerk onweersproken - gesteld dat onder de activiteiten van Bronswerk zijn begrepen het leveren en repareren van machines, apparaten, installaties en andere technische producten en de handel in technische producten, ijzer, staal en andere metalen, materialen en grondstoffen. Met recht stelt Batt Cables dat het kopen van elektrische kabels daarmee geenszins onverenigbaar is. Wat betreft de omvang van de transactie heeft Batt Cables onweersproken gesteld dat Bronswerk een groot bedrijf is dat wereldwijd zaken doet, met 128 man personeel, een omzet van 36 miljoen euro per jaar en een kredietwaardigheid van 1,25 miljoen euro. Dat sluit aan bij de eigen stellingen van Bronswerk (conclusie van antwoord, randnummer 14) dat Bronwerk onder meer condensors, warmtewisselaars en grote luchtkoelinstallaties levert voor bedrijven in de olie-industrie, dat in Nigeria veel oliebedrijven actief zijn en dat Bronwerk in het verleden producten en onderdelen heeft geleverd in die markt. Dat [E] kabels inkocht voor klanten in Nigeria was dus bepaald niet vreemd of ongebruikelijk en paste bij de ‘speciale focus op de markt in Nigeria’ die [E] van Bronswerk zei te hebben gekregen (conclusie van antwoord, randnummer 6).
4.8
Het hof komt op grond van het voorgaande tot het oordeel dat tussen Batt Cables en Bronswerk, anders dan in de toelichting op grieven 1 tot en met 5 is betoogd, een koopovereenkomst tot stand is gekomen. De
grieven 1 tot en met 5slagen daarom niet. Een afzonderlijk oordeel over de vraag of de rechtbank het juiste juridische beoordelingskader heeft toegepast (de grieven 4 en 5 stellen dat aan de orde) kan daarmee achterwege blijven. Ook al zouden die grieven in zoverre terecht zijn voorgesteld, dan leidt die constatering niet tot een andere beslissing.
4.9
Gelet op deze beslissing behoeft ook de subsidiaire grondslag van de vorderingen van Batt Cables, die is gebaseerd op onrechtmatig handelen van [E] en aansprakelijkheid van Bronswerk daarvoor op grond van artikel 6:170 BW, geen beoordeling.
4.1
De
grieven 6 tot en met 8strekken ertoe te betogen dat Batt Cables is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst, omdat de geleverde kabels niet aan de overeenkomst hebben beantwoord. Deze zouden in strijd met wat was overeengekomen niet (volledig) in Europa zijn geproduceerd, maar (grotendeels) in India. Voorts zijn afwijkingen geconstateerd aan de bij het transport van de kabels verstrekte ‘bills of lading’ en ontbraken er certificaten betreffende de voor invoer van de kabels in Nigeria vereiste ‘son cap approval’.
4.11
Het hof stelt vast dat Bronswerk in appel ter onderbouwing van haar beroep op een tekortkoming van Batt Cables in essentie geen andere stellingen heeft ingenomen dan die al door de rechtbank in rov. 4.12 van het bestreden vonnis zijn beoordeeld en die de rechtbank tot het in rov. 4.13 van dat vonnis verwoorde oordeel hebben gebracht dat van een tekortkoming niet is gebleken. Het hof neemt dat oordeel en de motivering daarvan over en maakt die tot de zijne. Het hof voegt daaraan toe dat Bronswerk ter comparitie in hoger beroep op de vraag of zij met [E] had besproken wat over de herkomst van de kabels is afgesproken slechts kon aangeven dat volgens [E] was afgesproken dat de kabels niet uit China mochten komen. Dat kan hoe dan ook geen tekortkoming opleveren, nu geen kabels zijn geleverd die uit China afkomstig zijn.
4.12
Voor zover de gestelde tekortkomingen met betrekking tot de ‘bills of lading’ en de certificaten in verband met de ‘son cap approval’ zijn terug te voeren op de stelling dat alleen in Europa geproduceerde kabels mochten worden geleverd, stuit het desbetreffende verweer af op het oordeel dat Bronswerk onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld waaruit blijkt dat partijen dat zijn overeengekomen. De stelling van Bronswerk - memorie van grieven, randnummer 59 - dat partijen in afwijking van de schriftelijke stukken waarin is opgenomen dat de kabels ‘ex-works’ geleverd zouden worden, uiteindelijk van deze wijze van levering zijn afgeweken en dat Batt Cables de verantwoordelijkheid voor het transport voor haar rekening heeft genomen, is niet onderbouwd. Uit welke feiten dat blijkt, heeft Bronswerk immers niet gesteld, terwijl deze stelling zich niet zonder meer verdraagt met het feit dat Bronswerk de kosten voor het transport heeft voldaan. Het hof gaat aan deze stelling voorbij, nu Bronswerk dienaangaande niet aan de op haar rustende stelplicht heeft voldaan.
4.13
Ook de
grieven 6 tot en met 8falen.
4.14
De
grieven 9 tot en met 11delen het lot van de andere grieven, nu zij op dezelfde onhoudbare standpunten zijn gebaseerd.
4.15
Grief 9heeft in zoverre nog een zelfstandig karakter dat daarin aan de orde wordt gesteld dat Bronwerk geen wettelijke handelsrente, althans niet rente vanaf
15 december 2013 is verschuldigd, omdat zij niet in verzuim is geraakt en niet in gebreke is gesteld.
4.16
Batt Cables heeft gesteld dat Bronswerk de wettelijke handelsrente vanaf
15 december 2013 is verschuldigd op grond van artikel 6:119a BW door het verstrijken van de betalingstermijn, dat sprake is van een fatale termijn als bedoeld in artikel 6:83 sub a BW en dat Bronswerk diverse malen schriftelijk is gesommeerd tot betaling.
4.17
Uit de stellingen van partijen blijkt - door Bronswerk is dat ook niet betwist - dat sprake is van een handelsovereenkomst in de zin van artikel 6:119a BW. Zowel in het geval partijen de door Batt Cables gestelde uiterste datum van betaling van 60 dagen na factuurdatum – 12 oktober 2013 - zijn overeengekomen als in het geval dat dit niet zo is, is Bronswerk (ten minste) wettelijke handelsrente met ingang van 15 december 2013 verschuldigd op grond van ofwel artikel 6:119 a lid 1 of lid 2 sub a BW. Bronwerk heeft de ontvangst van de factuur, kort na 12 oktober 2013, ook niet betwist. De grief is ook in zoverre vergeefs voorgesteld.
4.18
Voor zover een oordeel over hetgeen door partijen meer of anders is aangevoerd niet reeds ligt besloten in het voorgaande, kan dat bij gebrek aan belang achterwege blijven.

5.De slotsom

5.1.
De grieven falen, zodat het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd.
5.2.
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof Bronswerk in de kosten van het hoger beroep veroordelen. De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van Batt Cables zullen worden vastgesteld op € 5.160,- voor verschotten (griffierecht) en op
€ 6.526,- voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief (2 punten x tarief VI).
5.3.
Als niet weersproken zal het hof ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente, toewijzen zoals hierna vermeld.

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank te Overijssel, locatie Zwolle van 26 augustus 2015;
veroordeelt Bronswerk in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Batt Cables vastgesteld op € 5.160,- voor verschotten en op € 6.526,- voor salaris advocaat, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en - voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
veroordeelt Bronswerk in de nakosten, begroot op € 131,-, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 68,- in geval Bronswerk niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening;
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mr. J. Smit, mr. M.W. Zandbergen en mr. A.R. van der Winkel en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op 28 november 2017.