In de contra-enquête heeft [geïntimeerde] het volgende verklaard:
“
Medio juni, volgens mij in het jaar 2008, ben ik gebeld door de zoon van mevrouw [Y] om het appartement van [Y] te verkopen. Ik had het appartement als nieuwbouwproject aan haar verkocht. Mevrouw [Y] zou naar een verzorgingstehuis gaan zodat het appartement leeg kwam. Ik heb een afspraak met de zoon gemaakt en ben in het appartement geweest. Ik heb ook de parkeergarage bezichtigd en daarbij de berging en de parkeerplaats bekeken. Op de parkeerplaats stond de auto van mevrouw [Y] . U toont mij de plattegrond van de stallingsgarage die bij de brochure zit en ik zeg u dat het vakje met nummer 13 de parkeerplaats is en het vakje met nummer 7 de berging van [Y] . Ik heb tijdens de bezichtiging foto’s gemaakt die ik ook heb gebruikt bij de aanmelding van het pand. De aanmelding van het appartement gaat via een uitwisselingssysteem voor NVM-makelaars. Het wordt dan ook op Funda.nl gezet. Ik denk dat dat medio juli is gebeurd. De foto’s die ik voor Funda heb gebruikt, staan ook in de brochure. U toont mij de pagina uit de brochure met twee foto’s met daaronder de zinsnede ‘stalling garage met parkeerplaats voor één auto + berging’. Ik zeg u dat op de linkerfoto de auto van mevrouw [Y] staat, zodat dat haar parkeerplaats is en daarnaast is haar berging te zien.
De heer [appellant] heb ik ontmoet tijdens een bezichtiging van een appartement aan [adres] . Bij dat appartement was geen parkeerplaats. (…) Tijdens die bezichtiging hebben wij niet gesproken over rolstoelvriendelijkheid van het appartement. De heer [appellant] vertelde mij dat hij geen belangstelling had voor het appartement. De reden daarvoor was volgens mij dat hij het te klein vond. (…). Ik heb hem toen verteld dat ik een appartement in de verkoop had dat gelegen is in het appartementencomplex waar hij een appartement huurde. Toen ik dat vertelde stond het appartement aan [adres] al op Funda. Het kan zijn dat ik de sleutels van het appartement later heb gekregen. Het appartement aan [adres] is groter (…).
Volgens mij heeft die bezichtiging begin augustus plaatsgevonden. Alleen de heer [appellant] was daarbij aanwezig. Wij hebben elkaar bij de voordeur van het appartement ontmoet. Tijdens die eerste bezichtiging zijn wij niet in de kelder geweest. Ik kan mij niet meer herinneren of ik tijdens die eerste bezichtiging de brochure heb gegeven. Volgens mij hebben wij het tijdens die bezichtiging en ook niet toen ik [appellant] voor het eerst op dat appartement attendeerde over de publicatie op Funda gehad. Tijdens de eerste bezichtiging is ook niet over de parkeerplaats gesproken. (…).
Een paar dagen later is het appartement voor de tweede keer bezichtigd. Bij die bezichtiging was naast de heer [appellant] ook zijn vrouw aanwezig. Wij hebben elkaar ontmoet bij de voordeur van het appartement. Aan het einde van de bezichtiging van het appartement heb ik de heer [appellant] de brochure gegeven. Tijdens de tweede bezichtiging is de enige opmerking over de parkeerplaats gemaakt toen wij op de eerste verdieping van elkaar afscheid namen. De heer [appellant] vond een bezoek aan de kelder niet nodig. Verder is over de parkeerplaats niet gesproken. Als u mij vraagt of hij mij heeft gevraagd de parkeerplaats op de tekening bij de brochure aan te wijzen, dan zeg ik u dat die vraag niet is gesteld. Aan het einde van de tweede bezichtiging is afgesproken dat de heer [appellant] over de aankoop van het appartement zou nadenken.
Enige tijd nadien heeft hij een bod gedaan. Tijdens de onderhandelingen is hij op enig moment ook op mijn kantoor geweest. (…) Tijdens de bespreking op kantoor heb ik niet de splitsingsakte met de heer [appellant] besproken en heb ik hem ook niet de splitsingstekening laten zien. Op die bespreking is niet gesproken over de parkeerplaats. Na dat bezoek is volgens mij in een telefoongesprek overeenstemming bereikt.
Nadat overeenstemming was bereikt heb ik het conceptcontract gemaakt. Het eerste concept is gelijktijdig aan de zoon van [Y] en naar de heer [appellant] gegaan. Bij het conceptcontract voor de heer [appellant] zaten de bijlagen waaronder de splitsingsakte en de splitsingstekening. Ik heb dat conceptcontract met bijlagen zelf in zijn brievenbus gedaan. De conceptovereenkomst voor de zoon van [Y] is vermoedelijk per e-mail verzonden, waarbij ik denk dat de bijlagen bij het contract daar niet bij zaten.
Op de conceptovereenkomst heeft de heer [appellant] gereageerd. Hij deed een verzoek een toevoeging op te nemen in de omschrijving van het appartement. Als u mij vraagt of dat mij verbaasde antwoord ik dat in het conceptcontract een exacte omschrijving stond vermeld en dat in het conceptcontract de kadastrale aanduiding juist was. De toevoeging van de heer [appellant] klopte ook, maar achteraf bleek dat het nummer dat hij noemde niet klopte. Het nummer heb ik ook niet gecontroleerd. Dat is ook niet makkelijk, omdat er meerdere nummers worden gebruikt voor de parkeerplaats en de berging. Ik heb de conceptkoopovereenkomst met de toevoeging van de heer [appellant] aangepast (…).
Bij de ondertekening is er een exemplaar van de koopovereenkomst. Dat is het originele exemplaar met bijlagen dat door beide partijen wordt ondertekend en geparafeerd. Bij de ondertekening was alleen de heer [appellant] aanwezig. Namens [Y] is later getekend. De koopovereenkomst heb ik met de heer [appellant] op de gebruikelijke manier besproken. (…) Als u mij vraagt of tijdens de ondertekening over de parkeerplaats is gesproken dan zeg ik u dat dat niet zo is. (…).
In de periode van augustus tot en met oktober heeft [appellant] meerdere malen om de sleutel van het appartement gevraagd en ook meegehad. Eind oktober was dat wederom gebeurd (…). Enkele dagen later kwam hij bij mij terug met de tekening uit de brochure, waarbij hij een parkeerplek had gearceerd. U toont mij de tekening behorende bij de brochure en ik zeg u dat de heer [appellant] de parkeerplaats met het nummer 12 had gearceerd. Hij zei mij dat dat niet de parkeerplek was die bij het appartement hoort. Ik heb gezegd dat dat klopt, omdat die parkeerplek niet grenst aan de berging. Hij zei toen tegen mij dat ik die door hem gearceerde parkeerplek had aangewezen. Ik zei: ‘Hoezo? Wij zijn niet in de stallingsgarage geweest.’ Er kwam toen gemopper over en weer en [appellant] vroeg of er iets te ruilen valt. Ik heb hem gezegd dat ik met mijn opdrachtgever contact zou opnemen en bij hem terug zou komen. Nadat de heer [appellant] was vertrokken ben ik eerst naar mijn collega’s gegaan, waarbij ik mijn verbazing en ontzetting heb geuit dat ik door [appellant] van iets was beschuldigd wat ik niet had gedaan. Ik heb contact gehad met de zoon van mevrouw [Y] en die zei mij dat ik de juiste parkeerplaats had verkocht. Er viel niets te ruilen. Ik heb daarop de heer [appellant] een brief geschreven en vervolgens is het hele circus gaan rollen.”