In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin de rechtbank de beroepen van belanghebbende ongegrond verklaarde. De zaak betreft een aanslag in de vennootschapsbelasting over het jaar 2010, waarbij belanghebbende een belastbaar bedrag van € 533.323 had opgegeven. Na bezwaar werd dit bedrag verlaagd tot € 526.922, maar de inspecteur van de Belastingdienst weigerde de afwaardering van een lening en een rekening-courantverhouding in aftrek toe te laten. Belanghebbende had in 2008 een lening van € 297.000 verstrekt aan [G] B.V., die later failliet ging. De inspecteur stelde dat de lening onzakelijk was, omdat belanghebbende geen zekerheden had bedongen en de lening de bedrijfsvoering van [G] volledig financierde. Het Hof oordeelde dat de inspecteur niet had aangetoond dat de lening onzakelijk was en dat de afwaardering van de rekening-courant ten laste van het fiscale resultaat in 2010 ten onrechte was gecorrigeerd. Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde de beroepen van belanghebbende gegrond, met een vermindering van de aanslag tot € 481.055 en een bijbehorende vermindering van de heffingsrente.