Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[geïntimeerde 1] ,
[geïntimeerde 2],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
- De Gemeente heeft in 1980 percelen bouwgrond op (onder meer) de [wijk] (…) verkocht aan N.V. Grondbedrijf ten behoeve van woningbouw door middel van een zogenaamde Abc-overeenkomst;(…)
- [C] c.s. zijn eigenaren van de percelen, waarop zij thans woonachtig zijn;
- De percelen grond zijn, met uitzondering van de heer [B] , door de Gemeente aan [C] c.s. geleverd, waarop op deze percelen vervolgens de betreffende woningen gebouwd zijn;
- De heer [B] heeft het perceel, met daarop een gerealiseerde woning, op 19 november 1990 van een derde verworven;
- Naderhand bekend is geworden dat op de [wijk] van 1889 tot 1917 een gemeentelijke vuilstortplaats is geëxploiteerd (…) tengevolge waarvan o.a de percelen van [C] c.s., ernstig verontreinigd zijn geraakt;
- [C] c.s in 1992 een bodemprocedure tegen de Gemeente zijn gestart (…) en waarin vonnis is gewezen. Ingevolge dit vonnis d.d. 7 mei 2008 is de Gemeente veroordeeld tot vergoeding van de door [C] c.s geleden en nog te lijden schade ten gevolge van de vervuilde grond (…);
- De Gemeente haar beroep tegen de voornoemde uitspraak (…) niet heeft doorgezet en erkent aansprakelijk te zijn voor alle geleden en nog te lijden schade ten gevolge van de vervuilde grond. In het kader van de vaststelling en de betaling van deze schade hebben partijen de navolgende afspraken gemaakt en navolgende minnelijke regeling weten te bereiken;
- er met dit voorstel (…) een finaal einde zal zijn gekomen aan de civiele procedure van vijf eerste [wijk] -eigenaren-bewoners tegen de gemeente Bussum;
- er voor alle overige betrokken eerste bewoners wegens verjaring geen mogelijkheid meer bestaat eenzelfde civiele procedure te starten;
- de gemeente Bussum desalniettemin onverplicht vindt dat er voor alle betrokken eerste [wijk] -eigenaren-bewoners zicht moet zijn op de mogelijkheid van een finale afronding van deze kwestie;
- het daarvoor van belang is dat ook deze bewoners in vrijheid de keuze hebben om zich indien gewenst of indien noodzakelijk elders te huisvesten, zonder daarvoor onevenredig financieel tekort te worden gedaan;
- het van belang is dat de finale afronding voor alle overige eerste [wijk] -eigenaren-bewoners duidelijk in één besluit wordt vastgelegd zijnde een GARANTIEREGELING BIJ AAN-/VERKOOP WONINGEN VÓÓR SANERING IN HET PROJECT [wijk] , EERSTE FASE, versie 2009”.
I in te stemmen met de vaststellingsovereenkomst van 11 juni 2009 zoals die is overeengekomen tussen de gemeente Bussum en vijf eerste [wijk] -eigenaren-bewoners van de civiele procedure tegen de gemeente Bussum (uitspraak rechtbank van 7 mei 2008);
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
nadatde Gemeente bij brief van 14 januari 1991 de eigenaren van de [wijk] over de bodemverontreiniging had ingelicht, terwijl [B] diens woning op 19 november 1990 had verkregen, dus voordat de eigenaren door de Gemeente waren ingelicht. Voor zover het gelijkheidsbeginsel wel van toepassing zou zijn, is dit beginsel niet geschonden omdat voor de ongelijke behandeling een redelijke en objectieve rechtvaardiging bestaat, aldus de Gemeente.
De heer [G] (…) geeft in het kort aan dat het doel van de avond is het mededelen van de stand van zaken met betrekking tot het bereiken van een mogelijke oplossing in der minne, zonder erkenning van aansprakelijkheid door de gemeente.
Teneinde een door de eigenaar, die eigenaar was op het moment van bekendwording van de bodemverontreiniging op de [wijk] , gewenste verkoop van zijn/haar onroerende zaak in het project [wijk] eerste fase te bevorderen zal de gemeente Bussum (…) de volgende kosten dragen(…)”.
objectievebekendwording van de bodemverontreiniging eigenaar waren van een woning op de [wijk] en niet het oog heeft gehad op bewoners (als [geintimeerde] ) die eerst op een later tijdstip met de bodemverontreiniging bekend zijn geraakt. Afgezien hiervan heeft [geintimeerde] onvoldoende concreet onderbouwd waarom hij (anders dan dat hem al die tijd is voorgehouden dat er voor alle bewoners een eenvormige en uniforme regeling zou komen) er van mocht uitgaan dat niet alleen eerste eigenaren maar ook een tweede eigenaar recht zou hebben op een tegemoetkoming en dat het uitgangspunt zoals neergelegd in het verslag van
Van het bestaan van de brief van de Gemeente Bussum van 14 januari 1991 waar u op doelt ben ik niet op de hoogt en ik ga er dus van uit dat deze brief mij nooit heeft bereikt”. [geintimeerde] heeft dan ook het “volle pond” voor de woning betaald. Afgezien hiervan, zo voert [geintimeerde] verder aan, betrof het geel gearceerde terrein op de hierboven vermelde tekening nu juist niet zijn perceel Iepenlaan 141, zodat dit, zelfs als hij de brief van 14 januari 1991 zou hebben ontvangen, mogelijk wel tot vragen had geleid, maar niet tot ongerustheid omdat de Gemeente zijn pand niet als mogelijk vervuild had ingeschat. Pas door de brief van de Gemeente van 17 december 1991 werd hem duidelijk dat er sprake was van een mogelijke vervuiling, die ook zijn perceel zou kunnen treffen, en niet eerder.