ECLI:NL:HR:2010:BL3866
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Verjaring van dwangsommen en stuitingshandelingen in civiel recht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 april 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiseres] en de Gemeente Apeldoorn. De zaak betreft de verjaring van dwangsommen die de Gemeente verschuldigd was aan [eiseres] naar aanleiding van een vonnis van de rechtbank Zutphen. Dit vonnis, dat op 18 januari 2001 werd uitgesproken, verplichtte de Gemeente om een bedrijfsterrein aan [eiseres] te leveren en een ontsluitingsweg aan te leggen. De Gemeente werd tevens veroordeeld tot betaling van een dwangsom van ƒ 500.000,-- voor elke dag dat zij in gebreke bleef. De Gemeente heeft de eerste fase van het terrein op 14 januari 2002 geleverd, maar plaatste een verkeersbord dat het inrijden op de ontsluitingsweg verbood. Dit leidde tot een geschil over de vraag of de dwangsommen waren verbeurd en of deze verjaring had plaatsgevonden.
De rechtbank oordeelde dat er geen dwangsommen waren verbeurd, maar het gerechtshof te Arnhem concludeerde dat, indien er dwangsommen waren verbeurd, deze op 27 of 28 mei 2003 waren verjaard. [Eiseres] stelde dat de verjaring was gestuit door onderhandelingen tussen partijen, maar het hof verwierp deze stelling. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het hof en oordeelde dat voor stuiting van de verjaring een schriftelijke aanmaning of mededeling vereist is, zoals bepaald in artikel 3:317 BW. De Hoge Raad verwierp het beroep van [eiseres] en veroordeelde haar in de kosten van het geding in cassatie, die op dat moment waren begroot op € 374,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.