Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 28 juli 2014,
- de memorie van grieven, met productie,
- de memorie van antwoord van [geïntimeerde sub 1],
- de memorie van antwoord van Gemeente Tiel, met producties.
3.De vaststaande feiten
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
Kelderluik), en HR 28 juni 2013, ECLI:NL:HR: 2013:47 (
Bon Futuro), zal het hof beoordelen in hoeverre in het licht van de omstandigheden van het onderhavige geval [geïntimeerde sub 1] en/of Gemeente Tiel, door de aanleg in de sporthal van een zaalvoetbalveld van 40 x 20 meter en de instandhouding daarvan, een situatie in het leven hebben geroepen of hebben laten voortbestaan die voor anderen, en met name voor deelnemers aan een zaalvoetbalwedstrijd, bij niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid gevaarlijk was, in hoeverre zij rekening hadden moeten houden met de mogelijkheid dat de bedoelde oplettendheid en voorzichtigheid niet in acht zouden worden genomen, en of zij met het oog daarop veiligheidsmaatregelen hadden moeten nemen, zoals door [appellant] aangedragen, zoals door te besluiten om het veld te verkleinen tot 38 x 18 meter en/of door de muren te laten bekleden, in elk geval de muren aan de zijden van het veld waar de doelen staan, tijdens het gebruik van de zaal voor vriendschappelijke (zaalvoetbal) wedstrijden.
In dat geval zal nog wel onderzocht moeten worden of het ongeval ook zou hebben plaatsgevonden indien de geschonden zorgplichten wel behoorlijk zouden zijn nageleefd (dat is de vraag naar het oorzakelijk verband).
6.De slotsom
7.De beslissing
roldatum 10 mei 2016, waarna dag en uur van de comparitie (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;
in conceptaan elkaar kunnen toesturen en dat zij ervoor dienen te zorgen dat het hof en de wederpartijen die aktes, aangevuld met een reactie inzake het onderwerp van rechtsoverweging 5.6, uiterlijk veertien dagen vóór de comparitie van partijen in afschrift hebben ontvangen;