Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
advocaat: mr. Y.L. Chan.
1.Het geding in eerste aanleg
6is het verzoek van [appellant] tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen. Het hof verwijst naar dat vonnis.
2.Het geding in hoger beroep
- het verzoekschrift met bijlage (het bestreden vonnis),
- de brief van 1 maart 2016 van de advocaat van [appellant] met bijlagen, ingekomen ter griffie van het hof op 2 maart 2016,
- het aanvullend beroepschrift van mr. R.W. Koevoets, advocaat te Rotterdam (een kantoorgenoot van de advocaat van [appellant]) met bijlage, ingekomen ter griffie van het hof op 9 maart 2016.
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
Een uitzonderingsgeval kan zich voordoen indien in het beroepschrift een voorbehoud is gemaakt tot aanvulling van de gronden in verband met het niet tijdig kunnen beschikken over een essentieel processtuk, zoals de bestreden uitspraak of het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg. Volgens vaste jurisprudentie (vergelijk Hoge Raad 23 december 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU3720) kan een appellant in een dergelijk geval ook na het verstrijken van de beroepstermijn in een aanvullend beroepschrift gronden aanvoeren, mits dit gronden betreft die niet bij binnen de beroepstermijn ingediend verzoekschrift konden worden aangevoerd, en dient zo'n aanvullend beroepschrift met bekwame spoed te worden ingediend.