ECLI:NL:HR:2005:AU1712
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- E.J. Numann
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Arrest inzake overgang van onderneming en rechtsgeldigheid van ontslag
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 september 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op een geschil tussen [eiser], handelende onder de naam [A], en [verweerder]. De zaak betreft de rechtsgeldigheid van een ontslag en de vraag of er sprake was van een overgang van onderneming. [Verweerder] was werkzaam als monteur bij [B] B.V., waarvan [eiser] de directeur was. Na een verzoek tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst door [B] en de daaropvolgende opzegging, vorderde [verweerder] bij de rechtbank dat hij met ingang van 1 mei 2000 krachtens overgang van onderneming van rechtswege in dienst was getreden bij [eiser]. De kantonrechter heeft deze vordering toegewezen, wat door het gerechtshof in hoger beroep is bekrachtigd.
Eiser heeft cassatie ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof, waarbij de Hoge Raad oordeelde dat het hof niet voldoende had gemotiveerd waarom het beroep op matiging van de loonvordering van [eiser] niet was behandeld. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het gerechtshof en verwees de zaak naar het gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. Tevens werd [verweerder] in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de lagere rechters, vooral in zaken die betrekking hebben op arbeidsrecht en de overgang van ondernemingen.