Uitspraak
[appellant],
Rabobank,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven
vijfde en laatste griefheeft naast de eerste vier grieven geen bijzondere betekenis en zal hierna om die reden niet besproken worden.
grief 1wordt het primaire standpunt gehandhaafd dat de echtgenote van [appellant] voor de borgtocht toestemming diende te verlenen en dat deze toestemming ontbreekt. Het ligt volgens [appellant] op de weg van Rabobank om te bewijzen dat toestemming niet nodig is. De onderbouwing van het eerste onderdeel van dit verweer komt op het volgende neer.
Toestemming voor een rechtshandeling als bedoeld in lid 1 onder c, is niet vereist, indien zij wordt verricht door een bestuurder van een naamloze vennootschap of van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die daarvan alleen of met zijn medebestuurders de meerderheid der aandelen houdt en mits zij geschiedt ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf van die vennootschap.”
grief 3wordt subsidiair aangevoerd dat Rabobank in haar zorgplicht is tekortgeschoten door [appellant] en zijn echtgenote niet te informeren over het feit dat verpanding van de software en de auteursrechten niet mogelijk was. Rabobank had hen dienen te waarschuwen voor de grote financiële risico's die daardoor aan de borgtocht kleefden, aldus [appellant] in de toelichting op zijn grief. Het hof begrijpt dat [appellant] bedoelt zich op het standpunt te stellen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat hij onder die omstandigheden als borg wordt aangesproken.
€
€ 6.526,- (2 punten x tarief VI)
€ 316,- (0,5 punten x tarief I)
316,-
6.De beslissing
principaal appel, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Rabobank vastgesteld op € 5.160,- voor verschotten en op € 6.526,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
incidenteel appeltot aan deze uitspraak aan de zijde van Rabobank vastgesteld op € 316,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;