Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Utrecht(hierna: de Inspecteur)
[Z](hierna: belanghebbende)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de inspecteur van de Belastingdienst tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland. De rechtbank had de naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting, opgelegd aan belanghebbende, gegrond verklaard en de aanslag verminderd. De inspecteur had een naheffingsaanslag van € 20.102 opgelegd, met daarbij een heffingsrente van € 3.301 en een boete van € 5.025. Belanghebbende had bezwaar gemaakt, maar de inspecteur handhaafde de aanslag. De rechtbank oordeelde dat de naheffingsaanslag te hoog was en verlaagde deze tot € 11.400, waarbij de boete werd vernietigd. De inspecteur ging in hoger beroep, waarbij hij omkering en verzwaring van de bewijslast aanvoerde, omdat belanghebbende naar zijn mening niet de vereiste aangifte had gedaan. Het hof oordeelde dat de inspecteur aannemelijk had gemaakt dat belanghebbende zich bewust moest zijn geweest van de onjuistheid van de aangifte. Het hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de inspecteur gegrond, maar matigde de boete tot € 2.260, rekening houdend met de financiële omstandigheden van belanghebbende, die in staat van faillissement verkeerde. De uitspraak is gedaan op 15 december 2015.