Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde/advocatenkantoor],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
I. te vernietigen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, sector civiel recht, gewezen onder nummer C/19/9 2233 HA ZA 12-105 d.d. 24 juli 2013;
II. en opnieuw rechtdoende:
b. geïntimeerde te veroordelen aan appellant te betalen binnen twee weken na het te dezen te wijzen arrest, als vergoeding voor geleden schade en gemaakte kosten in hoofdsom € 25.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 november 2009 tot de dag der algehele voldoening, althans vanaf de dag der inleidende dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
III. geïntimeerde te veroordelen in de kosten van deze procedure, zowel in eerste instantie, als in appel."
3.De feiten
"(…)
Aanbrengen van hoeklijn 150*100*10 gegalvaniseerd deze wordt aan de bestaande fundering vastgemaakt.
Schoonmetselwerk volgens tekening.
(…)
Er wordt een nieuwe onderdorpel geplaatst onder raamkozijnen.
(…)
Uitgraven gebeurd door opdrachtgever ongeveer 40 cm diep en 70 cm breed.
Hiervoor genoemde werkzaamheden kunnen wij voor u uitvoeren voor de prijs van 4937,67 euro inclusief BTW.
Bovengenoemde prijzen kunnen wij gestand doen tot 2 maanden na offertedatum.
(…)"
- door de wijze van aanbrengen van het hoekstaal is een koude brug ontstaan, waardoor er bij de aansluiting van de afwerkvloer en de voorzetwand een koude luchtstroom optreedt en de vloer koud aanvoelt;
- doordat het lood bij de achterdeur onder het kozijn te kort is aangebracht, is de aansluiting onder de onderdorpel niet dicht.
- de verticale kozijndelen zijn aan het 'drijven' op de onderdorpel, waardoor de glaslatten meetrekken.
I [X] heeft de bestaande koudebrug niet verholpen, terwijl hij daartoe krachtens de overeenkomst verplicht was;
II de verticale kozijndelen zijn aan het 'drijven', waardoor de glaslatten meetrekken ('uitbolling van de kozijnen');
III [X] heeft het lood bij de achterdeur onder het deurkozijn te kort aangebracht waardoor de aansluiting onder de onderdorpel niet dicht is en [X] heeft nagelaten een kantplank onder het deurkozijn aan te brengen.
"
Schadeoorzaak:
"Ten aanzien van de wijziging van eis1. [appellant] heeft in de memorie van grieven zijn eis, zowel wat het petitum betreft als wat de (feitelijke) grondslag aangaat, ingrijpend gewijzigd. Deze eiswijziging is niet aan [X] betekend.Ingevolge artikel 353 Rv in samenhang met artikel 130, derde lid, Rv dient deze eiswijziging buiten beschouwing te worden gelaten indien deze niet tijdig bij exploot aan de wederpartij kenbaar is gemaakt.Het hof zal dan ook rechtdoen op de oorspronkelijke vordering."(…)Ten aanzien van grief II6. Deze grief heeft betrekking op de koudebrug en de uitvoering van de werkzaamheden.6.1. Het hof stelt vast dat de constatering van de rechtbank dat niet kan worden vastgesteld dat de gegeven opdracht ook omvatte het verhelpen van de bestaande koudebrug, door de grief niet wordt aangetast. Evenmin wordt in de toelichting op de grief aangegeven dat de reeds bestaande koudebrug ten gevolge van de werkzaamheden van [X] is verergerd. De toelichting op de grief bevat wel een aantal nieuwe verwijten richting [X] die betrekking hebben op de wijziging van eis, doch die dient het hof verder buiten beschouwing te laten.6.2. De grief tast de dragende overwegingen van het vonnis van de rechtbank niet aan en mist dan ook doel.Ten aanzien van grief IV7. Deze grief heeft betrekking op de bolling aan de kozijnen. Volgens [appellant] kan de oorzaak, behoudens door indringend vocht vanwege gebrekkig kit- en schilderwerk, ook gelegen zijn in rotting van binnenuit, als gevolg van een gebrekkige constructie.7.1. Het hof overweegt dat - daargelaten dat [X] in eerste aanleg heeft gesteld dat [appellant] niet tijdig bij hem over dit probleem heeft geklaagd - op [appellant] de bewijslast rust dat de bolling is veroorzaakt door een tekortkoming aan de zijde van [X] . In zijn stellingname ligt besloten dat niet vaststaat welke van twee mogelijke oorzaken het gebrek aan de kozijnen heeft veroorzaakt, terwijl slechts één van beide mogelijke oorzaken binnen het domein van [X] ligt. Het nog overgelegde deskundigenrapport geeft op dit punt evenmin uitsluitsel. Het hof moet dan ook tot dezelfde conclusie als de rechtbank komen: niet is komen vast te staan dat de bolling van de kozijnen is veroorzaakt door een gebrek in het werk dat aan [X] kan worden verweten.7.2. Ook deze grief faalt."
"3.
Beantwoording van de vraagstellingTen aanzien van de raamkozijnen:(…)
2. Van de kozijndelen is onvoldoende rot hout verwijderd. Welke (zichtbare) gebreken hebben zich als gevolg daarvan geopenbaard of kunnen zich op termijn gaan openbaren?
Bij inspectie is gebleken dat de rechter verticale tussen stijl van het kozijn aan de achterzijde van het woonhuis aan de onderzijde van binnen uit houtrot vertoont.Inspectie houdt in dat er gekeken wordt naar loszittend verf en of kit werk.Verder wordt er met een puntig voorwerp in het hout geprikt om te beoordelen hoe zacht het hout is.In dit geval kon er door de verflagen heen worden geprikt tot circa 5 tot 15 mm diep in het hout wat aangeeft dat het hout verzwakt is door de houtrot.Het nu bestaande houtrot is dus vrijwel zeker het gevolg van het tijdens het vervangen van de onderdorpel niet voldoende verwijderen en behandelen van het houtrot dat destijds bestond.Hierdoor sluit je de schimmel op waardoor het proces van binnenuit doorgaat, en de stijl verder zal verrotten.Het probleem doet zich alleen voor bij deze ene stijl, de rest van de aanhechtingen met oude stijlen zijn bij inspectie ok bevonden.3. De heer [appellant] heeft op 15 oktober 2007 geklaagd over de problemen die zijn ontstaan aan de raamkozijnen. Is dit in lijn met de te verwachten termijn waarbinnen dergelijke klachten zich manifesteren?
Er kan soms een lange periode over heen gaan eer het houtrot zich aan de buiten zijde openbaard.Als er voldoende verflagen overheen zitten lijkt het alsof het hout in prima conditie is, in een later stadium laat de verf los en wordt het rottingsproces pas aan de buitenkant zichtbaar.Het is dus logisch dat de heer [appellant] niet gelijk na oplevering van de werkzaamheden geklaagd heeft over dit gebrek.(…)
Ten aanzien van de deurkozijnen:(…)
7. Er is nagelaten een kantplank aan te brengen. Had [X] deze kantplank volgens de professionele standaard direct moeten aanbrengen?
De aannemer had volgens de professionele standaard de kantplank of verdichting d.m.v. metselwerk onder het kozijn moeten aanbrengen.Dit kan niet aan een leek worden overgelaten.(…)
Overige vragen:10. De heer [appellant] en [X] waren overeengekomen dat [X] een nieuwe muur tegen een bestaande muur zou bouwen. Dient in een dergelijk geval door een redelijk bekwaam handelende aannemer volgens de professionele standaard (voldoende) spouwruimte tussen de bestaande en de nieuwe muur te worden aangebracht?
Ja, dat had een aannemer moeten doen. Een nieuwe muur voor een binnenmuur metselen in dit specifieke geval dient een aantal doelen, o.a. een verfraaiing, een isolatie, en voorkomen van vocht en kou (vocht en koude brug) doorslag naar binnenmuur en vloer. Dit is in dit geval niet gebeurd.
Kan gesteld worden dat het aanbrengen van voldoende spouwruimte teneinde een bestaande koudebrug te verbeteren bij het bouwen van een nieuwe muur tegen een bestaande muur dusdanig inherent is aan de opdracht, dat dit niet specifiek in de aannemingsovereenkomst behoeft te worden vermeld?
. Met gebruik van een hoogwaardige purisolatie zou er een redelijke waarde behaald kunnen worden. Om deze waarde te berekenen zou exact moeten kunnen worden vastgesteld welke isolatie is toegepast. Samen met de dikte van de steen (100mm)de luchtspouw(20mm) en de dikte van het mdf (10mm) kan dan de totale isolatie waarde worden berekend. Dit geldt echter voor de wand vanaf vloer/maaiveld niveau.
4.Het geschil en de beoordeling in eerste aanleg
"(…) bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht te verklaren dat gedaagde toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van zijn verplichtingen voortvloeiende uit de overeenkomst van opdracht ten opzichte van eiser;
II. gedaagde te veroordelen om aan eiser tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen een bedrag van € 25.000,00 (zegge: vijfentwintigduizend euro) te vermeerderen met de wettelijke rente ex art. 6:119 BW berekend over de periode vanaf 17 november 2009 tot aan de dag der algehele voldoening, althans vanaf de dag van dagtekening van deze dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
III. gedaagde te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 1.158,-;
IV. gedaagde te veroordelen in de door eiser betaalde proceskosten in de procedure tegen [X] ten bedrage van € 1.082,34, te vermeerderen met de wettelijke rente ex art. 6:119 BW berekend over de periode vanaf 10 december 2008 tot aan de dag der algehele voldoening, althans vanaf de dag van dagtekening van deze dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
V. gedaagde te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de betekening van het in deze te wijzen vonnis tot de dag der algehele voldoening."
- het niet betekenen van de eiswijziging aan [X] ;
- het niet nader onderbouwen van stellingen, het niet voldoen aan de bewijsaandraagplicht en het niet op juiste wijze aanbieden van bewijs;
- het geen, althans geen duidelijke grief richten tegen rechtsoverweging 4.5 van het vonnis van de rechtbank, waarin de rechtbank overweegt dat het verhelpen van de bestaande koudebrug niet onder de opdracht zou vallen en dat nergens uit blijkt dat het indringen van de kou in de woning via de vloer is toegenomen;
- het verzuim om grieven op te werpen tegen het tussenvonnis van 27 augustus 2008;
- het nalaten om een beroep te doen op de waarschuwingsplicht ex artikel 7:754 BW: [geïntimeerde/advocatenkantoor] had moeten stellen dat [X] niet heeft gewaarschuwd voor de ondeugdelijkheid van de oplossing die [appellant] beweerdelijk zelf zou hebben gekozen, zodat [X] had moeten bewijzen dat hij [appellant] hiervoor heeft gewaarschuwd;
- het nalaten om een foto van de muur over te leggen waarop duidelijk te zien is dat de ondermuur tegen het bestaande fundament is gemetseld en waaruit duidelijk wordt dat [X] dus geen spouw heeft gebouwd, terwijl [appellant] [geïntimeerde/advocatenkantoor] had opgedragen de genoemde foto over te leggen.
- Het hof heeft overwogen dat de grieven II en IV geen doel treffen. Concreet komt het daarop neer dat de grieven niet of onvoldoende ingaan op het feit dat het geschil in eerste aanleg zich toespitst niet op de vraag of het werk gebreken vertoont en welke dat zijn, maar op de vraag voor wiens rekening die gebreken moeten komen. Centraal stond of het herstel van de koudebrug onder de overeenkomst van aanneming viel en wat de oorzaak is van de uitbolling van de kozijnen (rechtsoverweging 4.4);
- Met wat [appellant] stelt, kan niet worden bewezen dat er andere middelen voorhanden waren om te bewijzen dat het wegnemen van de koudebrug onderdeel van de aanneemovereenkomst was (rechtsoverweging 4.5);
- Omdat het aannemelijk is dat er in hoger beroep niet van uit zou zijn gegaan dat het verhelpen van de koudebrug onderdeel van de overeenkomst was, is het ook niet aannemelijk dat een beroep op artikel 7:754 BW doel had getroffen (rechtsoverweging 4.6);
- Met betrekking tot de uitbolling van de kozijnen acht de rechtbank het niet aannemelijk dat het overleggen van een deskundigenbericht of een aanbod om in die vorm bewijs te leveren, het hof tot een ander oordeel had geleid; [appellant] had concreet moeten stellen welke feiten en omstandigheden [geïntimeerde/advocatenkantoor] ten onrechte niet heeft gesteld (rechtsoverweging 4.7);
- De niet-betekening van de eiswijziging heeft geen schade veroorzaakt. De eiswijziging wordt toegelicht onder grief II. Daar wordt aan de hand van het rapport van Interlloyd beschreven welke gebreken het werk vertoont. Niet wordt (gemotiveerd) ingegaan op de vraag voor wiens rekening die gebreken moeten komen. De rechtbank acht het om die reden niet aannemelijk dat de gewijzigde eis zou zijn toegewezen (rechtsoverweging 4.8).
5.Met betrekking tot de grieven
Kern van het geschil
I Met betrekking tot koudebruggenI a Onderdeel aanneemovereenkomst?
nietis gelegen in het feit dat het werk niet zou zijn uitgevoerd conform de door partijen ondertekende 'prijsopgave' d.d. 2 juli 2005 (zie hiervoor onder 3.1.2) en de bijbehorende tekening. De ondeugdelijkheid zit er volgens de stellingen van [appellant] in eerste aanleg in dat het werk niet is uitgevoerd volgens de STABU 1995 [STABU is de afkorting van standaard bestek burger- en utiliteitsbouw; toevoeging door het hof], die [X] verplichtten om de koudebrug op te heffen. [X] had [appellant] verzekerd dat de STABU 1995 op het werk van toepassing waren (zie rechtsoverweging 4.3 van het vonnis d.d. 10 december 2008). Dit werd door [X] gemotiveerd betwist (zie rechtsoverweging 4.4 van genoemd vonnis).
De rechtbank heeft vervolgens overwogen dat er
geen bewijsis voor de stelling van [appellant] dat de opdracht óók inhield dat er geen koudebrug mocht voortbestaan, ontstaan of erger worden. Dat dit uit de STABU 1995 zou voortvloeien, blijkt nergens uit. Ook blijkt nergens uit dat het indringen van kou in de woning via de vloer is toegenomen (zie rechtsoverweging 4.5 van het vonnis van de rechtbank).
Voorts heeft de rechtbank overwogen dat [appellant] heeft
nagelaten uiteen te zettendat binnen de bestaande beperkingen - een oudere woning die reeds een koudebrug naar buiten kende en een opdrachtgever met een vast budget - de eisen die hij stelt (zowel verfraaiing van de woning als het opheffen van de koudebrug) te combineren zijn. De conclusie moet volgens de rechtbank zijn dat [appellant]
niet mocht verwachtendat ondanks de beperkingen alles zou worden bereikt wat hij thans verlangt (rechtsoverweging 4.6 van genoemd vonnis).
grief Ibestreden dat [appellant] slechts beschikte over een beperkt budget en voorts dat de werkzaamheden enkel dienden ter verfraaiing van de woning. Hoofddoel was een betere isolatie, aldus de toelichting op grief I.
Met
grief IIwordt opgekomen tegen de hiervoor verkort weergegeven rechtsoverwegingen 4.3, 4.5 en 4.6 van het vonnis van de rechtbank.
In de toelichting op deze grief wordt betoogd dat de door [X] uitgevoerde werkzaamheden bouwtechnisch in orde dienden te zijn, hetgeen niet het geval zou zijn. Volgens het expertiserapport van Interlloyd (zie hiervoor onder 3.1.10) had de fundatieconstructie niet op deze manier mogen worden uitgevoerd.
Voorts wordt betoogd dat [X] in zijn bouwtekening (productie 5 bij de desbetreffende memorie van grieven) wel een spouwruimte heeft getekend, maar dat hij bij de uitvoering van de werkzaamheden onvoldoende spouwruimte heeft aangebracht. Uit het expertiserapport van Interlloyd blijkt dat [X] de buitengevel nagenoeg strak tegen de binnengevel heeft geplaatst, hetgeen tot koudebruggen leidt. Voorts zit op sommige plaatsen de spouw vol met valspecie en stukken steen wat voor vochtdoorslag kan zorgen. Met een beroep op het expertiserapport wordt betoogd dat er wel degelijk sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming door [X] van de met [appellant] gesloten aannemingsovereenkomst.
Grief IVhoudt in dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat er geen bewijsmiddelen voorhanden waren om te bewijzen dat het verhelpen van de bestaande koudebruggen onderdeel was van de overeenkomst. In de toelichting op deze grief betoogt [appellant] dat het verhelpen van de bestaande koudebruggen onderdeel uitmaakte van de overeenkomst en stelt hij tevens dat hij dit zou kunnen bewijzen, maar daarbij haakt hij enkel aan bij de gewijzigde onderbouwing van de tekortkoming. Zijn stellingen komen erop neer dat de professionele standaard meebracht dat [X] bij het plaatsen van de nieuwe muur tegen de bestaande muur (voldoende) spouwruimte had moeten aanbrengen (zie onder meer de memorie van grieven onder 45). Ter onderbouwing van deze stelling beroept [appellant] zich op de rapporten van [Y] en [A] (zie hiervoor onder 3.1.10 en 3.1.14), die hij tevens als getuigen voordraagt. Voorts beroept hij zich op de bouwtekening waarop [X] een spouw heeft getekend (zie de memorie van grieven onder 52). Ten slotte beroept hij zich op foto's waaruit zou blijken dat [X] geen spouwruimte heeft aangebracht.
grieven VIII en IXbouwen hierop voort.
heeft in de procedure tussen hem en [appellant] ook gesteld dat hij [appellant] hiervoor heeft gewaarschuwd. Anders dan [geïntimeerde/advocatenkantoor] betoogt, wordt in de (lagere) rechtspraak doorgaans de aannemer belast met het bewijs dat hij aan deze waarschuwingsplicht heeft voldaan, zodat het aannemelijk is dat - in geval van [appellant] in de procedure tegen [X] een beroep op artikel 7:754 BW zou hebben gedaan - op [X] de bewijslast en daarmee het bewijsrisico zou hebben gerust.
Dit brengt mee dat mr. [geïntimeerde/advocatenkantoor] door na te laten om een beroep op schending van de waarschuwingsplicht te doen, niet heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat mag worden verwacht.
Vooropgesteld wordt dat een in hoger beroep voor het eerst gedaan beroep op schending van de waarschuwingsplicht eveneens een wijziging van de grondslag van de vordering zou hebben opgeleverd. Ook hiervoor zou derhalve krachtens artikel 130 lid 3 Rv betekening aan [X] vereist zijn geweest, hetgeen mr. [geïntimeerde/advocatenkantoor] , zoals hiervoor overwogen, heeft nagelaten. Het beroep op eigen schuld (zie hiervoor onder 5.12) strekt zich derhalve ook uit tot deze beroepsfout. De vraag of deze beroepsfout tot schade voor [appellant] heeft geleid, komt aan de orde in het kader van grief XII.
grieven V en VIhouden in dat de rechtbank bij haar oordeel ten onrechte is uitgegaan van de
hypothetischesituatie dat [appellant] niet vanwege budgettaire redenen heeft gekozen voor de door [X] aangebrachte constructie. Volgens [appellant] was, anders dan [geïntimeerde/advocatenkantoor] - in navolging van [X] in de procedure tussen [appellant] en [X] - betoogt, geen sprake van een vast budget.
De rechtbank heeft overwogen dat ook indien [appellant]
nietuit budgettaire overwegingen heeft gekozen voor de door [X] aangebrachte, goedkopere constructie, dit niet 'automatisch' tot de conclusie leidt dat is overeengekomen dat [X] de koudebrug zou verhelpen (rechtsoverweging 4.5, slot van het bestreden vonnis).
II Met betrekking tot de uitbolling van de kozijnen
Met
grief IVin het hoger beroep tegen [X] werd opgekomen tegen het oordeel van de rechtbank dat [appellant] met betrekking tot de uitbolling van de kozijnen niet heeft bewezen noch een voldoende concreet en specifiek bewijsaanbod heeft gedaan ter zake van zijn stelling dat [X] op dit onderdeel ondeugdelijk werk heeft verricht. In de toelichting op deze grief wordt als
primaireoorzaak van de uitbolling genoemd dat [X] bij de herstelwerkzaamheden aan de kozijnen de verticale delen daarvan - ter plaatse van de rotte delen - te weinig heeft ingekort. Ter zake hiervan is echter geen concreet en specifiek bewijsaanbod gedaan. Voorts wordt als mogelijke oorzaak de foutieve fundatieconstructie (onvoldoende spouw en vochtafvoer) genoemd. Gesteld wordt dat hier niet aan afdoet dat [appellant] het schilderwerk zelf heeft verzorgd.
Het hof heeft met betrekking tot deze grief overwogen dat in de stellingname van [appellant] ligt besloten dat niet vaststaat welke van twee mogelijke oorzaken - indringend vocht vanwege gebrekkig kit- en schilderwerk of rotting van binnenuit als gevolg van een gebrekkige constructie - het gebrek aan de kozijnen heeft veroorzaakt, terwijl slechts één van de mogelijk oorzaken in het domein van [X] ligt, en dat ook het door [appellant] overgelegde deskundigenrapport op dit punt geen uitsluitsel biedt. Het hof is dan ook tot dezelfde conclusie gekomen als de rechtbank, namelijk dat niet is komen vast te staan dat de bolling van de kozijnen is veroorzaakt door een gebrek in het werk dat aan [X] kan worden verweten (zie hiervoor onder 3.1.11).
grief IVop zich voldoende gemotiveerd gesteld dat de oorzaak van het gebrek aan de kozijnen is gelegen in een ondeugdelijke uitvoering van het werk door [X] . Hij heeft immers gesteld dat de uitbolling is veroorzaakt (1) doordat [X] de verrotte delen van de verticale delen van de kozijnen onvoldoende heeft verwijderd dan wel (2) doordat de ondeugdelijk uitgevoerde fundatieconstructie vochtproblemen heeft veroorzaakt met als gevolg uitbolling van de kozijnen. Daarbij wordt expliciet gesteld dat hieraan niet afdoet dat [appellant] het schilderwerk heeft verzorgd. Nu het expertiserapport van Interlloyd geen betrekking heeft op de problematiek van de kozijnen, had van mr. [geïntimeerde/advocatenkantoor] echter mogen worden verwacht dat hij ter zake van deze stellingen een op dit gebrek toegesneden deskundigenrapport had overgelegd dan wel voldoende concreet en specifiek bewijs had aangeboden, bij voorkeur in de vorm van een deskundigenbericht. Aan zodanig bewijsaanbod had het hof niet, althans niet zonder meer mogen voorbijgaan. Nu mr. [geïntimeerde/advocatenkantoor] heeft nagelaten dit bewijs over te leggen dan wel aan te bieden, heeft hij op dit punt niet gehandeld zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat betaamt.
Hiertoe dient allereerst te worden beoordeeld of aannemelijk is dat het hof in dat geval het beroep van [X] op schending door [appellant] van zijn klachtplicht (artikel 6:89 BW) zou hebben verworpen. Voorts dient te worden beoordeeld of aannemelijk dat het hof in dat geval - na bewijslevering - tot het oordeel zou zijn gekomen dat op dit punt sprake is van een tekortkoming door [X] .
Hierdoor sluit je de schimmel op waardoor het proces van binnenuit doorgaat, en de stijl verder zal verrotten, aldus [A] . Voorts heeft [A] aangegeven dat het in eerste instantie, als er voldoende verflagen overheen zitten, lijkt alsof het hout in prima conditie is, en dat pas in een later stadium de verf loslaat en het rottingsproces aan de buitenkant zichtbaar wordt.