In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om de toelaatbaarheid van een eis- en grondslagwijziging door de Staat der Nederlanden in hoger beroep. De zaak betreft een vordering van de Staat en de Ontvanger van de Belastingdienst tegen [geïntimeerde], die eerder strafrechtelijk was veroordeeld voor het indienen van valse aangiften inkomstenbelasting. De Staat vordert in hoger beroep vernietiging van een eerder vonnis van de rechtbank Midden-Nederland en betaling van een schadevergoeding van € 391.681,- door [geïntimeerde]. De rechtbank had de vordering van de Staat in eerste aanleg afgewezen, maar de Staat heeft zijn eis in hoger beroep vermeerderd.
Het hof overweegt dat de eiswijziging van de Staat toelaatbaar is, mits deze niet leidt tot onredelijke vertraging of bemoeilijking van de verdediging van [geïntimeerde]. Het hof stelt vast dat de eiswijziging voldoet aan de vereisten van de procesorde en dat [geïntimeerde] voldoende gelegenheid heeft om zich tegen de gewijzigde eis te verweren. De bezwaren van [geïntimeerde] tegen de eiswijziging worden verworpen, en de procedure wordt voortgezet tussen de Staat en [geïntimeerde]. De rolbeschikking is gegeven door mr. J.H. Kuiper en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 september 2015.