ECLI:NL:GHARL:2015:6279

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 augustus 2015
Publicatiedatum
25 augustus 2015
Zaaknummer
200.149.033/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van een overeenkomst inzake succesfee-regeling in het kader van bemiddeling bij de verkoop van aandelen

In deze zaak gaat het om de uitleg van een overeenkomst tussen [gedaagde] en [geïntimeerde] met betrekking tot een succesfee-regeling die is overeengekomen bij de bemiddeling van de verkoop van aandelen van [bedrijf Y]. De overeenkomst is op 31 oktober 2011 gesloten en betreft de beloning van [gedaagde] voor haar bemiddelingswerkzaamheden. De kern van het geschil is of de winst die [bedrijf Y] in 2012 heeft gerealiseerd, onderdeel uitmaakt van de grondslag voor de berekening van de verschuldigde succesfee.

In eerste aanleg heeft de kantonrechter de vordering van [gedaagde] afgewezen, met de overweging dat de winst over 2012 niet valt onder de succesfee-regeling, omdat deze winst aan [geïntimeerde] toekwam en niet als nabetaling kan worden beschouwd. [gedaagde] heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en acht grieven ingediend. Het hof heeft de procedure in hoger beroep gevolgd, waarbij partijen hun standpunten hebben toegelicht.

Het hof heeft vastgesteld dat de tekst van de succesfee-regeling meer in lijn is met de uitleg van [geïntimeerde]. De bepaling maakt een duidelijk onderscheid tussen de transactiesom en eventuele nabetalingen. Het hof concludeert dat de winst over 2012 niet kan worden meegenomen in de berekening van de succesfee, omdat deze winst direct bij de overdracht aan [geïntimeerde] is uitgekeerd en dus geen nabetaling betreft.

Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Overijssel en wijst de vordering van [gedaagde] af. Tevens wordt [gedaagde] veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, vastgesteld op een totaalbedrag van € 2.814,- voor salaris en verschotten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.149.033/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 237625 CV EXPL 13-4271)
arrest van de eerste kamer van 25 augustus 2015
in de zaak van
[gedaagde] .,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
advocaat: mr. G.E.J. Kornet, kantoorhoudend te Zwolle,
tegen
[geïntimeerde] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
advocaat: mr. H. Veldman, kantoorhoudend te Roden .

1.Het geding in eerste aanleg

In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen van
8 april 2014 en 20 mei 2014 van de rechtbank Overijssel, team kanton en handelszaken, locatie Zwolle (hierna: de kantonrechter).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure is als volgt:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 8 mei 2014;
- de memorie van grieven, met een productie;
- de memorie van antwoord;
- een akte van [gedaagde] .;
- een antwoordakte van [geïntimeerde]
2.2
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
2.3
De vordering van [gedaagde] . luidt:
"
bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet zulks toelaat, genoemd vonnis van de rechtbank Overijssel, Team Kanton en Handelsrecht, locatie Zwolle, te vernietigen en opnieuw rechtdoende in hoger beroep geïntimeerde:
I.
ten titel van achterstallige fee aan [bedrijf X] tegen behoorlijke bewijs van kwijting te voldoen een bedrag van € 15.433,55, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 3 juni 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
II.
ten titel van buitengerechtelijke kosten, overeenkomstig de vigerende leverings- en betalingsvoorwaarden aan [bedrijf X] een bedrag te voldoen van 15% van € 15.433,55, zijnde een bedrag ad € 2.315,03, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
III.
te veroordelen in de kosten van beide instanties."

3.De feiten

3.1
Tussen partijen staan de volgende feiten vast als enerzijds gesteld en anderzijds onvoldoende weersproken.
3.2
Partijen hebben op of omstreeks 31 oktober 2011 een overeenkomst gesloten inzake de bemiddeling door [gedaagde] . bij de verkoop van (de aandelen van [geïntimeerde] in) de besloten vennootschap [bedrijf Y] te [vestigingsplaats] (hierna: [bedrijf Y] ). Op de bemiddelingsovereenkomst zijn de door [gedaagde] . gehanteerde leverings- en betalingsvoorwaarden van toepassing verklaard.
3.3
In de bemiddelingsovereenkomst is ten aanzien van de beloning van [gedaagde] . voor haar werkzaamheden onder andere het volgende bepaald:
“Indien de opdracht tot gevolg heeft, dat uw bedrijf door ons verkocht wordt, dan brengen wij u na ondertekening van de definitieve overnamecontracten een eenmalige succesfee in rekening van 5,5% over de transactiesom. Onder transactiesom te verstaan het overnamebedrag dat direct bij overdracht aan verkoper door koper zal worden voldaan. Over eventuele vormen van nabetaling zoals, maar niet limitatief, door verkoper te verstrekken (achtergestelde) leningen, zgn. earn-out betalingen, gedeeltelijke participatie door derden, nog te verrekenen intercompanyrekeningen, winstverrekening lopend boekjaar, zal de succesfee 50% bedragen van de hiervoor genoemde succesfee over het bedrag van deze nabetaling(en)/participatie. Wij zullen de bestede adviesuren op de succesfee in mindering brengen.”
3.4
Door bemiddeling van [gedaagde] . is de beoogde verkoop (en eigendomsoverdracht) van de aandelen van [bedrijf Y] tot stand gekomen. De onderhandelingen met de koper vonden plaats in 2012. Dit leidde op 21 december 2012 tot een intentieovereenkomst.
3.5
De verkoop en overdracht van de aandelen van [bedrijf Y] hebben plaatsgevonden op
2 mei 2013. In artikel 2.3 van de koopovereenkomst is bepaald:
“De Aandelen en alle lasten en lusten voortvloeiend uit de eigendom van de Aandelen komen voor rekening en risico van de Koper vanaf 1 januari 2013.”
Voorts is in artikel 3 van de koopovereenkomst bepaald dat de koopprijs is opgebouwd uit een initiële koopsom van € 1.000.000,- en een earn-out regeling. De initiële koopsom wordt als volgt voldaan: een bedrag van € 800.000,- wordt betaald, onder verrekening van de uitstaande rekening courant en de voorlopig vastgestelde winst na belasting over 2012. Ter zake van de resterende € 200.000,- verstrekt [geïntimeerde] een achtergestelde lening aan de koper, waarop de koper betalingen zal voldoen. De earn-out wordt gebaseerd op de gedurende de boekjaren 2013 en 2014 gerealiseerde brutomarges en bedraagt maximaal € 300.000,-.
3.6
Gedurende het boekjaar 2012 heeft [bedrijf Y] een winst van € 164.577,- behaald. Deze winst is ten titel van dividend aan [geïntimeerde] betaalbaar gesteld, gelijktijdig met de betaling van de overnamesom voor de aandelen, met dien verstande dat dit is verrekend met (het saldo van) de vorderingen van [bedrijf Y] op [geïntimeerde] en andersom, zodat per saldo € 74.121,- ten laste van [geïntimeerde] is verrekend met de overnamesom.
3.7
Op 23 mei 2013 heeft [gedaagde] . ter zake van haar aanspraak op de overeengekomen beloning voor de door haar verleende bemiddeling een factuur ten bedrage van € 83.798,55 gestuurd aan [geïntimeerde] Op die factuur heeft [geïntimeerde] een bedrag van € 68.365,- voldaan.

4.Het geschil en de beoordeling daarvan in eerste aanleg

4.1
[gedaagde] . heeft in eerste aanleg gevorderd dat de kantonrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [geïntimeerde] zal veroordelen tot betaling van het restant van haar factuur van 23 mei 2013, zijnde een bedrag van € 15.433,55, te vermeerderen met rente en kosten.
4.2
De kantonrechter heeft de vordering van [gedaagde] . afgewezen. Daartoe heeft de kantonrechter, samengevat, het volgende overwogen.
Bij de koop van de aandelen is overeengekomen dat de lusten en lasten voortvloeiend uit de eigendom van de aandelen vanaf 1 januari 2013 voor rekening en risico van de koper komen. Dit brengt mee dat de lusten voorafgaand aan 1 januari 2013, waaronder de bedrijfswinst over 2012, aan [geïntimeerde] toevallen. Zodoende maakt de bedrijfswinst over 2012 geen onderdeel uit van de koopprijs en is [geïntimeerde] over die winst ook geen succesfee verschuldigd aan [gedaagde] .

5.De grieven en de beoordeling daarvan

5.1
Het hof stelt voorop dat van het vonnis van 20 mei 2014 (de oorspronkelijke reconventie) is geen hoger beroep ingesteld, zodat deze beslissing buiten de rechtsstrijd in hoger beroep valt.
5.2
[gedaagde] . heeft tegen het vonnis van 8 april 2014 (de oorspronkelijke conventie) acht grieven opgeworpen. Met de
grieven 1 en tot en met 7betoogt [gedaagde] . in de kern genomen dat de kantonrechter de overeenkomst tussen partijen met betrekking tot de grondslag voor de berekening van de succesfee onjuist heeft uitgelegd. Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
5.3
Het gaat in deze zaak - zakelijk weergegeven - over de vraag hoe de succesfee-regeling die partijen op 31 oktober 2011 zijn overeengekomen moet worden uitgelegd. Partijen verschillen van mening over de vraag of de door [bedrijf Y] over het boekjaar 2012 gerealiseerde winst ad € 164.578,- onderdeel uitmaakt van de grondslag voor de berekening van de verschuldigde succesfee.
5.4
Het hof stelt voorop dat de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding tussen partijen is geregeld, niet kan worden beantwoord op grond van uitsluitend een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van het contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (ECLI:NL:HR:1981:AG4158).
Bovendien volgt uit HR 20 februari 2004 (ECLI:NL:HR:2004:AO1427) dat bij de uitleg van een dergelijk geschrift telkens van beslissende betekenis zijn alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen, alsmede dat in praktisch opzicht vaak van groot belang is de taalkundige betekenis van de bewoordingen van het geschrift, gelezen in de context ervan als geheel, die deze in (de desbetreffende kring van) het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben. Verder komt bij de uitleg betekenis toe aan de aard van de transactie, de omvang en gedetailleerdheid van de contractsbevestiging, de wijze van totstandkoming ervan - waarbij van belang is of partijen werden bijgestaan door (juridisch) deskundige raadslieden - en de overige bepalingen ervan (ECLI:NL:HR:2007:BA4909 en ECLI:NL:HR:2007:AZ3178).
5.5
Volgens [gedaagde] . vormt de door [bedrijf Y] over het boekjaar 2012 gerealiseerde winst een bestanddeel dat moet worden meegenomen in de berekening van de succesfee, nu partijen expliciet zijn overeengekomen dat bij de berekening van de succesfee de eventuele winst over het lopende boekjaar diende te worden betrokken. [geïntimeerde] heeft daarentegen aangevoerd dat de over 2012 behaalde winst geen onderdeel uitmaakt van de koopprijs van de aandelen en bovendien dat 2012 niet dient te worden beschouwd als ‘lopend boekjaar’, zodat de winst buiten de berekening van de succesfee dient te blijven.
5.6
Het hof begrijpt de stellingen van [gedaagde] ., mede gelet op de toelichting bij de grieven, aldus dat zij de door [bedrijf Y] over 2012 gerealiseerde winst beschouwt als winst die in het lopende boekjaar is gemaakt, nu de onderhandelingen over de verkoop van [geïntimeerde] in 2012 hebben plaatsgevonden.
5.7
Naar het oordeel van het hof duidt de tekst van de succesfee-regeling meer op de uitleg die [geïntimeerde] voorstaat, dan op de daaraan door [gedaagde] . gegeven uitleg. In de bepaling wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de transactiesom - die gedefinieerd is als het overnamebedrag dat direct bij overdracht door de koper aan [geïntimeerde] wordt voldaan - en eventuele vormen van nabetaling. Uit de stellingen van partijen blijkt dat zij bij het aangaan van de overeenkomst expliciet over deze bepaling hebben onderhandeld. Het verschil in beloning is opgenomen in de overeenkomst op verzoek van [geïntimeerde] , die blijkens een email van 9 oktober 2013 (productie 9 bij de conclusie van repliek in conventie) een onderscheid wenste aan te brengen in het deel van de koopprijs dat direct bij transactie wordt betaald en het deel van de koopprijs dat later wordt betaald, gelet op het risico dat nabetaling in de optiek van [geïntimeerde] met zich meebracht. Gesteld noch gebleken is dat partijen hebben besproken wat wordt bedoeld met ‘winstverrekening lopend boekjaar’.
5.8
Het hof volgt [geïntimeerde] in haar uitleg dat de term ‘lopend boekjaar’ waarop de winstverrekening ziet in de context van de bepaling duidt op de situatie waarin door haar nog aanspraak kan worden gemaakt op winst betreffende het boekjaar waarin de aandelen worden geleverd. Gelet op de tekst van de bepaling en de gang van zaken rond de totstandkoming van de bemiddelingsovereenkomst brengt een redelijke uitleg van de bepaling naar het oordeel van het hof met zich dat [gedaagde] . slechts recht heeft op een succesfee over de winstverrekening over het lopende boekjaar indien dit ook daadwerkelijk een nabetaling zou zijn en [geïntimeerde] het risico zou lopen deze betaling niet te ontvangen. Nu de winst over 2012 direct bij de overdracht aan [geïntimeerde] is uitgekeerd, is dit geen vorm van nabetaling waarop de overeenkomst betrekking heeft.
5.9
Voor zover [gedaagde] . mede bedoeld mocht hebben te stellen dat de winst over 2012 behoort tot de “transactiesom” in de zin van de overeenkomst, volgt het hof haar daarin evenmin nu noch de koopovereenkomst noch de akte van aandelenoverdracht enige steun biedt voor die uitleg.
5.1
Naar het oordeel van het hof heeft [gedaagde] . onvoldoende gemotiveerd gesteld waarom zij, ondanks de duidelijke bewoordingen van de bepaling, redelijkerwijs van een andere uitleg mocht uitgaan. Het enkele feit dat in aanwezigheid van [gedaagde] . met de koper is besproken dat de winst over 2012 aan verkoper toekomt, maakt nog niet dat de winst over 2012 behoort tot de in de overeenkomst bedoelde “vormen van nabetaling” waarover de succesfee verschuldigd is. Dit klemt temeer nu [gedaagde] . niet heeft betwist de stelling van [geïntimeerde] onder punt 8 van de conclusie van dupliek in conventie, namelijk dat tijdens de onderhandelingen door de koper is aangegeven dat reeds in haar voorstel lag besloten dat de eventuele winst over 2012 aan [geïntimeerde] toekwam en dat deze winst niet relevant was voor de door haar gedane bieding. [gedaagde] . heeft in dit kader volstaan met de stelling dat de onderhandelingen in 2012 hebben plaatsgevonden. Daarnaast heeft zij erop gewezen dat de winst voor de berekening van de succesfee met name in de overeenkomst is genoemd. Deze omstandigheden nopen echter, gelet op het voorgaande, niet tot een andere uitleg van de overeenkomst.
5.11
Het voorgaande betekent dat de succesfee-regeling moet worden uitgelegd op de wijze die [geïntimeerde] voorstaat en dat [geïntimeerde] geen succesfee verschuldigd is over de door [bedrijf Y] over het boekjaar 2012 gerealiseerde winst. De grieven 1 tot en met 7 falen dan ook.
5.12
Met
grief 8klaagt [gedaagde] . dat de kantonrechter haar bewijsaanbod heeft gepasseerd. Uit het voorgaande volgt echter dat [gedaagde] . onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld die, mits bewezen, kunnen leiden tot de door haar gestelde uitleg van de overeenkomst. Zij heeft overigens in hoger beroep geen voldoende concreet en specifiek bewijsaanbod gedaan. De grief faalt dan ook.
5.13
De grieven falen, zodat het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Het hof zal [gedaagde] . als de in het ongelijk te stellen partij veroordelen in de kosten van het hoger beroep. De kosten worden aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 894,- voor salaris van de advocaat volgens het liquidatietarief (1 punt tarief II) en op € 1920,- wegens verschotten.

6.De beslissing

Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
- bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Overijssel, team kanton en handelszaken, locatie Zwolle, van 8 april 2014 waarvan beroep;
- veroordeelt [gedaagde] . in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 894,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op € 1920,- voor verschotten;
- verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mr. L. Janse, mr. M.M.A. Wind en mr. N.A. Baarsma en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag
25 augustus 2015.