ECLI:NL:GHARL:2015:5047

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 juli 2015
Publicatiedatum
7 juli 2015
Zaaknummer
200.138.828-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de bijdrage in parkkosten bij de koop van een kampeerkavel op een recreatiepark

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, sector kanton, dat op 7 juni 2013 is gewezen. De zaak betreft de koop van een kampeerkavel op een recreatiepark, waarbij de vraag centraal staat of de bijdrage in de parkkosten tijdsevenredig of als een vast jaarbedrag moet worden vastgesteld. De appellant, eigenaar van het bungalowpark, heeft de kavel verkocht aan [geïntimeerden] en vordert betaling van de parkkosten voor de jaren 2012 en 2013, alsook voor 2014. De rechtbank heeft in eerste aanleg geoordeeld dat de parkkosten naar rato van gebruik moeten worden afgerekend, wat door de appellant wordt betwist. Het hof heeft de procedure in hoger beroep gevolgd, waarbij verschillende stukken zijn ingediend, waaronder memorie van grieven en memorie van antwoord. Het hof heeft de grieven van de appellant, die zich richtten tegen de uitleg van de bepalingen in de koopovereenkomst, verworpen. Het hof oordeelt dat de extra bepaling in de koopovereenkomst alleen zin heeft wanneer de door de koper te betalen parkbijdrage is beperkt tot een bijdrage naar rato van gebruik. Het hof bevestigt dat de parkkosten alleen verschuldigd zijn voor de dagen dat de kavel daadwerkelijk in gebruik is. De vordering van de appellant wordt afgewezen, en het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter, waarbij de appellant wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.138.828/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 416158/CV EXPL 13-107)
arrest van de eerste kamer van 7 juli 2015
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. M.M. Kroone, kantoorhoudend te Alkmaar, voor wie gepleit heeft
mr. E.R. Bakker,
tegen

1.[geïntimeerde 1],

wonende te [woonplaats],
hierna:
[geïntimeerde 1],
2. [geïntimeerde 2],
wonende te [woonplaats],
hierna:
[geïntimeerde 2],
geïntimeerden,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen:
[geïntimeerden],
advocaat: mr. H. van Lingen, kantoorhoudend te Alkmaar, die ook heeft gepleit.

1.Het geding in eerste aanleg

In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis van 7 juni 2013 van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, verder aan te duiden als de kantonrechter.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure is als volgt:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 28 augustus 2013;
- de memorie van grieven d.d.19 augustus 2014 tevens akte vermeerdering eis (met producties);
- de memorie van antwoord d.d. 11 november 2014 (met producties);
- een akte van [geïntimeerden] d.d. 11 november 2014;
- een akte overlegging producties van [geïntimeerden] van 23 december 2014;
- een antwoordakte van [appellant] d.d. 3 februari 2015;
- het gehouden pleidooi d.d. 8 april 2015 - tezamen met dat in de samenhangende drie zaken met als zaaknummers 200.138.827 en 200.138. 829 en 200.149.718/01 waarbij pleitnotities zijn overgelegd. Mr. Van Lingen heeft ter gelegenheid van het pleidooi bij akte nog producties in het geding gebracht.
2.2
Na afloop van het pleidooi heeft het hof arrest bepaald.
2.3
De vordering van [appellant] luidt:
"Het U Edelachtbaar College moge behage uitvoerbaar bij voorraad:
het vonnis van 7 juni 2013 van de Rechtbank Noord-Nederland, sector kanton, locatie Leeuwarden waarvan [appellant] in beroep is gekomen (rolnummer 416158) te vernietigen en opnieuw rechtdoende:
1. De eis van [appellant] in eerste aanleg alsnog toe te wijzen;
2. [geïntimeerde 1] aanvullend hoofdelijk uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen tot betaling van de parkkosten en bijkomende kosten 2013, 2014 vermeerderd met de contractuele rente van 1% per maand in 2013 voor een bedrag van € 1.161,49 vanaf 10 januari 2013, en voor 2014 voor een bedrag van € 2.322,98 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum dagvaarding in hoger beroep, tot aan de dag der algehele voldoening aan [appellant];
3. [geïntimeerde 1] aanvullend hoofdelijk uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten aan [appellant], voor 2013 voor een bedrag van € 50,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 januari 2013, voor 2014 voor een bedrag van € 100,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 januari 2014, tot aan de dag der algehele voldoening aan [appellant];
4. [geïntimeerde 1] aanvullend hoofdelijk uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen in de kosten van de procedure in eerste aanleg en deze procedure."

3.Ten aanzien van de feiten

Tegen de weergave van de vaststaande feiten in rechtsoverweging 2.1 t/m 2.3 van genoemd vonnis is geen grief ontwikkeld en ook anderszins is niet van bezwaren daartegen gebleken, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan.
Deze feiten, aangevuld met feiten die in hoger beroep zijn komen vast te staan, luiden:
3.1
[appellant] is eigenaar van het bungalowpark [park], gelegen aan de [adres] te [plaats]. Het park is onderverdeeld in kavels, genummerd 1 tot en met 220. De kavels zijn in eigendom bij verschillende personen. De kavelnummers 1 t/m 61 zijn, ingevolge de regelgeving van de gemeente [X], uitsluitend te gebruiken voor de plaatsing van tenten, caravans en kampeerauto's dan wel andere kampeermiddelen, niet zijnde een bouwwerk. De overige kavels hebben de bouwmogelijkheid voor een (mobiele) bungalow / chalet. De kavels werden door [appellant] uitgepond.
3.2
[appellant] bediende zich bij de verkoop van de kavels van de hulp van [makelaar] makelaardij, die voor het alle kavels een verkoopbrochure heeft opgesteld.
In die brochure (productie A1 bij de memorie van grieven) is als punt 16 opgenomen de volgende bepaling.
In de onderstaande tabel vindt u de jaarlijkse bijkomende kosten bij de aankoop van een bouwkavel voor mobiele bungalows, mobiel chalet of stacaravan.
"Parkkosten 2009
parkbijdrage € 447,40
bijdrage gebruik zwembad € 127,85
kabel tv € 80,00
afvalstoffenheffing / huisvuil € 200,50
gas/water/licht naar verbruik
hemelwaterafvoer € 10, -
riool afvoer € 10, -
draadloos internet € 100,84
bedragen exclusief btw.
3.3
Daarnaast bediende [appellant] zich van een "leaflet" voor de kavels 1 t/m 61 (productie 1 bij de memorie van antwoord) die als volgt luidde:
"Te koop op bungalowpark [park] (Friesland)
* Recreatiekavels voor toercaravans met voortent, schuur en parkeerplaats vanaf € 2300, - v.o.n. (kavelgrootte 230 m2) (deze aanbieding geldt voor kavelnummers 1 t/m61)
Bijzondere bepaling kavels 1 t/m 61
- Voor de kavels 1 t/m 61 geldt dat de parkbijdrage en de overige kosten ingaan op het moment dat de kavels gebruikt worden. Indien u de kavel niet gebruikt betaalt u geen parkbijdrage. Indien u de kavel een dag, een week, een maand, een jaar gebruikt dan betaalt u hiervoor de parkbijdrage naar gebruik.
*Aansluitzuil kavel 1 t/m 61 kosten € 450 ,-
*Alle prijzen zijn exclusief btw.
(…)
voor meer informatie … contactpersoon: [Y] (…)
3.4
[geïntimeerden] hebben op 20 oktober 2009 van [appellant] kavel nummer K44 gekocht. De kavel is door [appellant] geleverd bij akte van levering gedateerd 5 november 2009.
De voorafgaande onderhandelingen werden van de zijde van [appellant] gevoerd door [Y], voornoemd.
3.5
In de koopovereenkomsten tussen partijen is - voor zover van belang - het navolgende opgenomen:
"Algemene voorzieningen, vereniging van eigenaren
Artikel 14
1. Algemene voorzieningen
a. De zich in het recreatiepark (…) bevindende wegen, paden, groenstroken, speelattributen, waterpartijen en infrastructurele opstallen en voorzieningen e.d. zijn en blijven eigendom van [park], die verplicht is een en ander in goede staat van onderhoud te houden.
De koper verbindt zich jegens [park] (…) en is jegens [park] (…) gehouden om bij te dragen in de parkkosten/lasten van onderhoud/vervanging, instandhouding en exploitatie van deze algemene voorzieningen, hierna tezamen te noemen:
“de parkkosten“.
b. De parkkosten bedragen € 477,40 per jaar, excl. 19% BTW Deze bestaan uit onderhoudskosten van openbare groenvoorziening/waterpartijen hetgeen ondermeer inhoudt het schoonhouden van duikers, uitgraven en verwijderen van begroeiing, het verzorgen en uitbreiden van nieuwe aanplant. Verder behoort tot deze bijdrage het schoonhouden van het recreatiecentrum, de verzekeringen, alsmede het onderhouden en in stand houden van alle sub a vermelde voorzieningen.
De voor het verkochte verschuldigde zakelijke lasten en overheidsheffingen en de kosten van vuilafvoer, gas, water, elektra en kabeltelevisie zijn uitdrukkelijk niet in deze bijdrage opgenomen en dienen derhalve door de koper naast de bijdrage, voor eigen rekening te worden voldaan.
(…)
d. De sub b bedoelde bijdrage is verschuldigd telkens binnen 14 dagen na opgave door [park] van het verschuldigde bedrag. (…)
Bij niet-tijdige betaling van de bijdrage of een gedeelte daarvan is de koper over de bijdrage een rente verschuldigd gelijk aan 1% per maand waarbij een gedeelte van een maand geldt als een volle maand. Tevens komen de buitengerechtelijke incassokosten met een minimum van € 50,00 voor rekening van de koper.
(…)
8. Extra bepaling
Voor kavel 44 geldt, dat de parkbijdrage en de overige kosten ingaan op het
moment dat de kavels gebruikt worden. Indien u de kavel niet gebruikt betaalt
u geen parkbijdrage. Indien u de kavel een dag, een week, een maand, een jaar,
gebruikt dan betaalt u hiervoor de parkbijdrage naar gebruik."
3.6
Deze bepaling is letterlijk overgenomen in de akte van levering
d.d. 5 november 2009.
3.7
De vereniging van eigenaren Recreatiepark [park], gevestigd te [plaats] ([plaats]) waarvan ook in de akte van levering sprake is, is geen VvE in de zin van artikel 5:124 BW e.v. Deze vereniging is ten gevolge van tweedracht niet langer feitelijk actief.
3.8
In 2009 heeft [appellant] [geïntimeerden] geen bijdrage in de parkkosten gefactureerd. In 2010 hebben zij een factuur gekregen en betaald, gebaseerd op feitelijke aanwezigheid, voor 23 gebruiksdagen, tot een bedrag van € 58,14.
Op 26 september 2011 heeft [appellant] aan [geïntimeerden] een factuur voor de (volledige) parkbijdrage 2012 voor kavel 44 voor € 956,59 gezonden. In dit bedrag zit ook een bijdrage van € 215,79 voor afvalstofheffing/huisvuil 2011 en een bedrag van € 86,52 voor kabel tv begrepen. [geïntimeerden] hebben hierop een bedrag van € 31,44 betaald, gebaseerd op het door hen bijgehouden aantal gebruiksdagen.
3.9
In 2012 heeft [appellant] [geïntimeerden] de toegang tot [park] ontzegd omdat zij de door [appellant] opgestelde facturen niet (volledig) hadden voldaan.

4.De beslissing in eerste aanleg

4.1
[appellant] heeft bij inleidende dagvaarding betaling van een bedrag van € 956,59 in hoofdsom gevorderd, vermeerderd met rente en kosten. Bij conclusie van repliek d.d. 8 maart 2013 januari 2013 heeft [appellant] zijn vordering nog vermeerderd met de nota over 2013 ad € 1.161.49. Behalve de reeds genoemde posten parkkosten, afvalstofheffing en kabel tv wordt hierbij ook een bedrag voor draadloos internet ad € 114,51 in rekening gebracht.
4.2
[geïntimeerden] hebben zich bij de conclusie van antwoord bereid verklaard € 372,49 te voldoen over 2011 wegens het vier maanden standplaats te hebben ingenomen met hun caravan.
4.3
De kantonrechter heeft, met verwijzing naar het arrest Haviltex, geoordeeld dat de extra bepaling in de koopovereenkomst en de akte van levering moet worden aangemerkt als een nadere regeling van de kosten, toegespitst op de kavel 44. Deze passage legt een koppeling tussen de hoogte van de verschuldigde bijdrage en het feitelijke gebruik per tijdseenheid. [appellant] heeft volgens de kantonrechter de stellingname van [geïntimeerden] onvoldoende weerlegd. Volgens de kantonrechter dient ook na 2010 de parkbijdrage naar rato van daadwerkelijk gebruik tijdens aanwezigheid te worden afgerekend.
Voor de overige kosten komt de kantonrechter tot een soortgelijke conclusie. De kantonrechter heeft de vordering in hoofdsom afgewezen voor zover deze een bedrag van € 372,49 te boven ging.
De gevorderde kosten zijn afgewezen, alleen de gewone wettelijke rente is toegewezen over het toewijsbaar geachte bedrag.

5.Ten aanzien van de in appel vermeerderde eis

In appel heeft [appellant] zijn vordering vermeerderd met de betaling van de nota voor de parkkosten 2014 d.d. 22 oktober 2013 ad €1.161,49, alsmede met de parkkosten 2012 en 2013 voor kavel 58v van 22 oktober 2013, elk groot € 1.103,42. Bij deze nota's wordt voor elk van de hun in eigendom toebehorende percelen een bedrag van € 1.161,49 in rekening gebracht, bestaande uit parkkosten, vuilafvoer, kabel tv en draadloos internet, beide groot €1.161,49., te vermeerderen met rente en kosten. [geïntimeerden] hebben niet op de in de wet voorziene wijze bezwaar gemaakt tegen deze eisvermeerdering. Het hof ziet ook geen aanleiding de eiswijziging ambtshalve buiten beschouwing te laten wegens strijd met de goede procesorde. Ter zake van de vordering van [appellant] zal derhalve recht worden gedaan op de gewijzigde eis.

6.De beoordeling van de grieven

De parkbijdrage
6.1
[appellant] heeft zes grieven tegen het beroepen vonnis geformuleerd, genummerd I tot en met VII, waarbij nr. IV ontbreekt. De
grieven I tot en met Vrichten zich allen tegen de uitleg die de kantonrechter heeft gegeven aan bepaling 8 (hiervoor onder 3.5 aangehaald) van de koopovereenkomst. Deze grieven lenen zich voor gezamenlijk behandeling.
6.2
Het hof merkt vooreerst op dat bepaling 8 uit de koopovereenkomst voor kavel 44niet alleen in deze koopovereenkomst voorkomt, maar ook in andere koopovereenkomst betreffende de verkoop van kavels uit de reeks 1-61 van het park [park], uiteraard steeds met aanpassing van het kavelnummer in de bepaling. Behoudens in de drie zaken waarin een parallel pleidooi is gehouden met deze zaak, komt een dergelijke bepaling ook voor in de procedure betreffende de kavels 1, 8, 9, 10, 11, 12, 29 49, 50, 51, 53, 54, 56 en 57 die heeft geleid tot het arrest van dit hof van 7 april 2015, gewezen tussen [appellant] en Workrelax B.V. in zaak 200.134.054, ECLI:NL:GHARL:2015:2521. Het hof heeft dit arrest ten pleidooie aan partijen voorgehouden.
6.3
Het hof heeft daar aldus overwogen, vanaf rechtsoverweging 5.10, voor zover voor dit geschil van belang:
5.1
Het hof stelt voorop dat de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding tussen partijen is geregeld, niet kan worden beantwoord op grond van uitsluitend een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van het contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (ECLI:NL:HR:1981:AG4158).
Voorts volgt uit HR 20 februari 2004 (ECLI:NL:HR:2004:AO1427) dat bij de uitleg van een dergelijk geschrift telkens van beslissende betekenis zijn alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen, alsmede dat in praktisch opzicht vaak van groot belang is de taalkundige betekenis van de bewoordingen van het geschrift, gelezen in de context ervan als geheel, die deze in (de desbetreffende kring van) het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben. Verder komt bij de uitleg betekenis toe aan de aard van de transactie, de omvang en gedetailleerdheid van de contractsbevestiging, de wijze van totstandkoming ervan - waarbij van belang is of partijen werden bijgestaan door (juridisch) deskundige raadslieden - en de overige bepalingen ervan (ECLI:NL:HR:2007:BA4909 en ECLI:NL:HR:2007:AZ3178).
(…)
5.12
Het hof is van oordeel dat de extra bepaling alleen zin heeft wanneer de door Workrelax te betalen parkbijdrage is beperkt tot een bijdrage naar rato van haar gebruik van de kavels.
(…)
5.16
De grieven II tot en met V hebben betrekking op de uitleg van de extra bepaling. Volgens [appellant] dient de extra bepaling aldus te worden uitgelegd dat gebruik maken van de kavel geschiedt door feitelijke ingebruikname, bijvoorbeeld door het plaatsen van verblijfsmiddelen of opslagmiddelen en door het onderhoud van de kavel. Volgens hem is onder meer sprake van gebruik in de zin van de leveringsakte bij:
- exploitatie van de kavel;
- plaatsing van kampeermiddelen, zoals tenten en caravans;
- plaatsing van schuurtjes of andere opslagvoorzieningen;
- plaatsen van eigen verlichting;
- verhuren of verkopen van kavels;
- aanleggen van bestrating;
- aanbrengen van beplanting;
- verbruik van gas, water en elektra;
- onderhoud van de kavel.
Ook in de koop- en leveringsakte wordt volgens [appellant] uitgegaan van een ruimere omschrijving van "gebruik" van de kavel. Ten onrechte is voorbijgegaan aan de correspondentie die tussen partijen heeft plaatsgevonden, waaruit blijkt dat na het aanloopjaar de volledige parkkosten en overige kosten in rekening zouden worden gebracht, waarvan [appellant] bewijs heeft aangeboden. Workrelax is volgens [appellant] zelf ook van deze kosten uitgegaan. Verder spreekt de extra bepaling over "parkbijdragen en overige kosten" waar artikel 14 spreek over "parkkosten en bijdragen", waarbij parkkosten en parkbijdragen wezenlijk van elkaar verschillen, zodat deze extra bepaling niet de parkkosten en overige kosten in het kettingbeding treft, aldus nog steeds [appellant].
5.17
Workrelax heeft aangevoerd dat met het gebruik van de kavel is bedoeld het gebruik door aanwezigheid van personen die de kavel op dat moment daadwerkelijk in gebruik hebben (25 memorie van antwoord).
5.18
Nu het gaat om de uitleg van de woorden "gebruik van de kavel" verwijst het hof allereerst naar hetgeen zij hiervoor onder 5.10 en 5.11 hieromtrent heeft overwogen.
5.19
In de extra bepaling is overwogen:
"dat de parkbijdrage en de overige kosten ingaan op het moment dat de kavels gebruikt worden. Indien u de kavel niet gebruikt betaalt u geen parkbijdrage. Indien u de kavel een dag, een week, een maand, een jaar gebruikt dan betaalt u hiervoor de parkbijdrage naar gebruik."
5.2
Het hof is van oordeel dat de door [appellant] gegeven uitleg van het in de extra bepaling opgenomen "gebruik" niet strookt met de derde zin van de extra bepaling ("Indien… gebruik"). In de door [appellant] gegeven uitleg is immers steeds de volledige parkbijdrage verschuldigd nadat sprake is van (de eerste) ingebruikname en is deze derde zin betekenisloos.
6.4
Het hof ziet in de argumenten van [appellant] - die grotendeels overeenkomen met de argumenten die [appellant] in de zaak tegen Workrelax heeft aangevoerd om haar uitleg kracht bij te zetten - geen reden om in de thans voorliggende zaak tot een ander oordeel te komen dan in het hiervoor deels weergegeven arrest. Het hof acht het gebruik van het woord "parkkosten" in artikel 14, eerste lid sub a dat is aangehaald in de koopovereenkomst tegenover het woord "bijdrage" in bepaling 8 van de koopovereenkomst niet doorslaggevend om een verschil in betekenis aan te nemen. Het hof wijst er in dit verband op dat in artikel 14, tweede lid, sub b, tweede volzin en verder, de "parkkosten" worden aangeduid als "de bijdrage".
6.5
Het hof heeft in het aangehaalde arrest evenals de kantonrechter de uitleg die [appellant] aan bepaling 8 geeft verworpen. De tekst van die bepaling is niet verenigbaar met de uitleg dat de parkbijdrage geheel verschuldigd is vanaf het moment van eerste ingebruikname en [appellant] geeft ook geen argumenten waarom [geïntimeerden] deze clausule toch in de door hen bedoelde zin zou hebben moeten begrijpen. Derhalve handhaaft het hof de uitleg van bepaling 8 dat alleen als de kavel gebruikt wordt, over de dagen van het daadwerkelijke gebruik parkkosten verschuldigd zijn.
6.6
[geïntimeerden] hebben niet ontkend dat zij de - direct achter kavel 44 gelegen -kavel 58 eveneens hebben aangekocht. Hoewel van die kavel geen koop- en leveringsakte zijn overgelegd, heeft het hof, gelet ook op alle parallelle zaken, geen reden om aan te nemen dat voor deze kavel andere bepalingen zijn overeengekomen, zodat het hof beide kavels verder op gelijke voet zal behandelen.
6.7
Aldus dient vervolgens de vraag beantwoord te worden wanneer de kavels gebruikt worden. Op zich is voorstelbaar dat van gebruik in de zin van bepaling 8 voornoemd sprake is zodra en zolang er een kampeermiddel (tent, caravan of camper) op de kavel aanwezig is. Dit standpunt heeft de heer [Y] op een bepaald moment in deze procedure ingenomen en [geïntimeerden] hebben zich daaraan in eerste aanleg geconformeerd. Deze stelling is evenwel niet door [appellant] in zijn processtukken betrokken. Deze gaat er - vanaf de conclusie van repliek - vanuit dat na een aanloopperiode per kavel de volledige parkkosten verschuldigd zijn. In appel gaan [geïntimeerden] uit van het criterium fysieke aanwezigheid, zulks in lijn met de parallelle procedures. Het hof zal van die uitleg, waarvoor voldoende steun in de stukken aanwezig is, uitgaan, waarbij het hof onder fysieke aanwezigheid ook de fysieke aanwezigheid van personen uit de familie- of vriendenkring van [geïntimeerden] verstaat. Uit de stukken kan het hof voorts niet afleiden dat er bij dit criterium onderscheid gemaakt kan worden naar de beide (aaneengesloten) kavels die [geïntimeerden] bezitten.
6.8
In de grieven I tot en met V wordt betoogd dat voor alle kavels de volledige parkkosten verschuldigd zijn. De grieven stranden alle in het licht van het voorgaande.
Ten aanzien van de overige kosten
6.9
Artikel 14, aangehaald in de koopovereenkomst, bepaalt dat de verschuldigde zakelijke lasten en overheidsheffingen en de kosten van vuilafvoer, gas, water, elektra en kabeltelevisie niet in de parkkosten zijn opgenomen en door de koper naast de bijdrage, voor eigen rekening dienen te worden voldaan.
Bepaling 8 stipuleert dat overige kosten ingaan op het moment dat de kavels gebruikt worden. Voor de overige kosten ontbreekt de bepaling dat de parkbijdrage naar rato van gebruik verschuldigd is, hetgeen het hof in zoverre begrijpelijk voorkomt dat het daarbij grotendeels gaat om tarieven die derden in rekening brengen en waarbij die derde eigen voorwaarden kan hanteren.
6.1
Dit betekent evenwel niet dat [appellant] aanspraak kan maken op betaling van de door hem gevorderde bedragen. Artikel 14 bepaalt uitsluitend dat de overige kosten voor rekening van de koper zijn en bevat geen verplichting voor de koper om deze voorzieningen, zoals kabel t.v., af te nemen noch om deze voorzieningen uitsluitend bij [appellant] te betrekken. [appellant] heeft in dit verband verwezen naar de door de makelaar opgestelde verkoopbrochure voor het hele park en met name de daarin opgenomen tabel onder punt 16. Het hof overweegt daaromtrent dat bij deze tabel staat dat het gaat om de verschuldigde kosten voor een bouwkavel voor mobiele bungalows, mobiel chalet of stacaravan, derhalve de andere kavels dan de kavels 1 61 die geen bouwmogelijkheid als zodanig kennen. Uit niets blijkt dat tussen partijen is overeengekomen dat ook voor kavel 36-40 de toepasselijkheid van deze kosten is overeengekomen. Daarop strandt de vordering, voor zover die betrekking heeft op kabel-tv en draadloos internet, nog daargelaten dat het tamelijk absurd voorkomt dat iemand die een grotere kavel wil, dubbel voor dergelijke voorzieningen zou dienen te betalen.
6.11
De post afvalstofheffing/huisvuil lijkt op het eerste oog te zien op een gemeentelijke heffing. Ingeval deze voor iedere kavel door de gemeente aan [appellant] zou worden gefactureerd, zou deze naar het oordeel van het hof gerechtigd zijn deze heffing door te belasten aan de kaveleigenaren, derhalve ook aan [geïntimeerden] (waarbij het hof opmerkt dat voor zover het hof bekend dergelijke kosten hoogstens afhankelijk zijn van de grootte van het desbetreffende huishouden, doch niet van de grootte van de woning/kavel). [appellant] heeft ten pleidooie evenwel betoogd dat het hierbij niet om een gemeentelijke heffing gaat, maar om de kosten die gemoeid gaan met het particulier laten beheren van drie grote ondergronds vuilcontainers op het park. Nu zulk nergens in de aan c.s. verstrekte stukken voorkomt en een bepaling waarin [geïntimeerden] zich verplichten om voor kosten van particulier vuilafvoer een forfaitair bedrag per jaar te betalen van de hoogte als door [appellant] (per kavel!) in rekening heeft gebracht ontbreekt,, acht het hof ook dit onderdeel van de vordering niet toewijsbaar. Wel zou [appellant] aanspraak kunnen maken op vergoeding van de daadwerkelijke kosten voor de verwijdering van het feitelijk door [geïntimeerden] aangeleverde afval. Een dergelijke vordering ligt evenwel niet voor, noch zijn gegevens aangeleverd die een berekening daarvan mogelijk maken, zodat het hof ook deze vordering integraal zal afwijzen.
De overige grieven
6.12
Grief VIheeft betrekking op de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten. Deze grief is gelijkluidend aan de grieven in de parallelelle procedures, doch de in de grief aangevochten passage komt in de aangevochten uitspraak niet voor. In zoverre ontbeert de grief een deugdelijk fundament. De kantonrechter heeft in deze zaak de incassokosten over het toewijsbare gedeelte van de vordering afgewezen, omdat niet gebleken is van daadwerkelijke incassoactiviteiten die daarop zijn toegesneden. Ook in appel heeft [appellant] zulks niet aangetoond, zodat de grief in alle op zichten faalt.
6.13
Grief VIItenslotte richt zich tegen de proceskostenveroordeling en ontbeert verdere zelfstandige betekenis. Ook deze grief deelt eenzelfde lot als de overige grieven.
Het bewijsaanbod zijdens [appellant]
6.14
Het hof zal dit in algemene termen gedane bewijsaanbod passeren als onvoldoende terzake dienend.
De slotsom
6.15
De grieven treffen geen van alle doel, zodat het hof het vonnis waarvan beroep zal bekrachtigen. Het hof tekent nog wel aan dat [appellant] op zich aanspraak kan maken op een vergoeding voor de kosten van verwijdering van feitelijkdoor haar aangeleverd afval over 2011, doch een dergelijke subsidiaire vordering is door [appellant] niet ingesteld noch heeft hij de daartoe benodigde gegevens over bijvoorbeeld feitelijke aanwezigheid, zodat het hof op die grondslag in deze procedure niets kan toewijzen. Dat [geïntimeerden] in de jaren 2012 en 2013 hun kavels hebben bezocht acht het hof, mede gelet op het - volstrekt onterecht - door [appellant] uit gevaardigde verblijfsverbod niet aannemelijk geworden.
6.16
Het hof zal [appellant] in de kosten op het appel gevallen veroordelen, te begroten voor wat het geliquideerde salaris betreft voor de advocaat op 2 punten naar tarief I, waarbij het hof voor het gecombineerde pleidooi 1 punt heeft toegekend.

7.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter te Leeuwarden van 7 juni 2013;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerden] vastgesteld op € 1.788, - voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op € voor verschotten;
verklaart dit arrest (voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft) uitvoerbaar bij voorraad;
Dit arrest is gewezen door mr. J.H. Kuiper, mr. L. Groefsema en mr. K.E. Mollema en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 7 juli 2015.