In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 juni 2015 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een incident tot niet-ontvankelijkverklaring en verzet tegen een eiswijziging. De appellante, die optreedt als wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige dochter, werd door de geïntimeerde niet-ontvankelijk verklaard omdat zij zonder machtiging van de kantonrechter zou optreden. Echter, de appellante heeft een machtiging overgelegd die haar toestemming verleent om namens haar dochter in hoger beroep te komen. Het hof heeft geoordeeld dat de machtiging, die na de indiening van het hoger beroep is verleend, voldoende is om de niet-ontvankelijkverklaring af te wijzen.
Daarnaast heeft de geïntimeerde verzet aangetekend tegen de eiswijziging van de appellante, stellende dat deze te vaag is en hem in zijn verdediging belemmert. Het hof heeft echter geoordeeld dat de eiswijziging voldoet aan de eisen van de goede procesorde en dat de kern van het geschil, de uitleg van de winstdelingsclausule, voldoende duidelijk is. De bezwaren van de geïntimeerde tegen de eiswijziging zijn verworpen, en het hof heeft bepaald dat de hoofdzaak verder zal worden behandeld. De kosten van de incidenten worden gereserveerd voor de einduitspraak.