Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met productie, ingekomen op 10 november 2015;
- een journaalbericht met bijlage van mr. Geerdink van 12 januari 2016, ingekomen op 13 januari 2016 met bijlage;
- de brief met bijlagen van mr. Kieft van 14 januari 2016, ingekomen op 15 januari 2016;
- een journaalbericht met bijlagen van mr. Geerdink van 14 januari 2016, ingekomen op 15 januari 2016.
3.De vaststaande feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
.
- Volgens de ouders heeft [kind] de eerste vijf dagen na de geboorte geen ontlasting gehad. Uit het kraamdossier volgt evenwel dat [kind] op de eerste en tweede dag na de geboorte wel ontlasting heeft gehad.
- [kind] is na haar geboorte meerdere keren voor observatie opgenomen in het Medisch Spectrum Twente (MST), nadat de ouders hadden gemeld dat [kind] vaak een harde bolle buik had en kampte met ernstige obstipatie. Deze klachten werden gedurende de opnamen door het MST niet herkend. Wel heeft het MST een afwijkend voedingspatroon en afwijkende en langdurige voedingstijden waargenomen. Het MST heeft voorts gerapporteerd dat de in verband hiermee gegeven adviezen niet werden opgevolgd door de ouders.
- Blijkens het verslag van de pedagogisch gezinsbegeleider van Kortdurende Pedagogische Gezinsbegeleiding (KPG) (intake 9 december 2013, eindgesprek 22 september 2014) is vanuit deze instelling ondersteuning ingezet, omdat de moeder oververmoeid was geraakt door het weinige slapen van [kind] en zij geen energie meer had om het huishouden op orde te krijgen. De moeder had dan al ondersteuning gehad van Thuisbegeleiding en ondersteuning van de coördinator van Home-start om de woning meer op orde te krijgen. In januari 2014 hebben geen huisbezoeken plaatsgevonden, omdat het niet lukte contact te krijgen met de moeder in verband met een sterfgeval. In februari 2014 heeft de moeder laten weten dat [kind] niet meer in haar eigen bed slaapt, maar overdag beneden in de kamer en ’s nachts bij de moeder in bed slaapt. [kind] sliep maximaal vier tot vijf uur per dag. In overleg met de kinderarts, psycholoog en de pedagogisch medewerkers van het MST is toen besloten tot een ziekenhuisopname van [kind] . Het is de medewerkers van de kinderafdeling en de ouders toen niet gelukt tot eenduidige afspraken te komen. De ouders is toen geadviseerd Karakter mee te laten kijken naar de oorzaak van het slechte slapen van [kind] . De moeder kon zich evenwel niet vinden in deze verwijzing en heeft die ook niet opgevolgd.
- In januari 2014 heeft het Academisch Medisch Centrum te Amsterdam (AMC) op verzoek van de ouders een second opinion uitgevoerd. Het AMC heeft geen lichamelijke afwijkingen gevonden en heeft geconcludeerd dat sprake is van obstipatie, waarschijnlijk functioneel.
- Medio 2014 heeft de kinderarts van het ZGT de behandeling overgenomen. Deze kinderarts heeft geconstateerd dat sprake was van een onvolwaardig dieet, waarbij alleen borstvoeding, water, fruit en groeten werden aangeboden, maar geen brood(producten) en geen vlees. Na aanvullend onderzoek heeft de kinderarts een daarbij passende vitamine B12-deficiëntie en ijzerdeficiëntie gevonden. De moeder wil verder onderzoek want zij geloofde niet dat de deficiëntie het gevolg is van het door haar aangeboden dieet. Uiteindelijk heeft [kind] wel vlees te eten gekregen, dat via de vader werd geregeld. Daarnaast kreeg [kind] vitamine B12 en foliumzuur. De moeder heeft vervolgens de dosering vitamine B12 eigenhandig verhoogd, waarna sprake was van overdosering.
- Daarna werd duidelijk dat bij [kind] sprake was van polyneuropathologie. Er was sprake is van loopstoornissen, die zich daarvoor niet voordeden, en van pijnklachten aan armen en benen die volgens de ouders toenamen. Daarvoor wordt [kind] verwezen naar eerst een kinderneuroloog en vervolgens naar een kinderhematoloog-oncoloog die is verbonden aan het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG). Laatstgenoemde relateerde de klachten aan het B12-tekort en achtte geen reden aanwezig voor verder medisch onderzoek. Daarnaast had de kinderneuroloog verbonden aan het MST al geconstateerd dat aan de hersenzenuwen geen afwijkingen waren te zien en dat er geen aanwijzingen waren voor bijkomende neurologische problematiek. Vervolgens wilde moeder dat onderzoek werd gedaan naar de iets verhoogde ASAT-waarde, terwijl de kinderarts dit niet nodig achtte. Op 17 maart 2015 heeft de kinderarts van het ZGT de ouders gesproken samen, met een collega-kinderarts van het ZGT erbij om de neutraliteit te bewaken, omdat er conflicten waren ontstaan. De ouders kwamen te laat en hebben niet gesproken over de gezondheid van [kind] . Zij waren volgens beide artsen tijdens dit gesprek niet in staat het belang van [kind] voldoende centraal te stellen. Hierna heeft het ZGT een melding aan de vertrouwensarts gedaan, inhoudende dat de hele vakgroep kinderartsen van het ZGT ernstige zorgen heeft over wat er thuis bij de ouders gebeurt, gezien de situaties die zich op de polikliniek hadden voorgedaan.
- Verder hebben de ouders zich in de loop van 2015 gewend tot Bartimeus te Zeist, omdat [kind] sinds januari 2015 regelmatig tegen dingen aanloopt en haar hoofd schuin houdt. Volgens de ouders heeft Bartimeus vastgesteld dat er voldoende visus voor de leeftijd is bij [kind] , maar mogelijk is wel sprake van een verminderd gezichtsveld. Omdat geen beschadiging van de oogzenuw was vastgesteld, is een MRI in het Radboud UMC uitgevoerd. De uitslag hiervan is niet bekend.
- In de loop van 2015 is Jeugdgezondsheidszorg Twente (JGZ) bij de zaak betrokken geraakt. De jeugdverpleegkundige vanuit GGD Twente heeft laten weten dat zij zorgen heeft met betrekking tot de leefsituatie en de ontwikkeling van [kind] . De moeder wilde niet vertellen welke medicatie [kind] krijgt, waarvoor zij die medicatie krijgt en welke dosis haar wordt toegediend. De moeder heeft de jeugdverpleegkundige wel meegedeeld dat zij met [kind] naar Bartimeus in Zeist gaat, zonder de reden daarvoor mede te delen, en tevens dat [kind] onder controle van een kinderfysiotherapeut staat wegens retardatie in haar motorische ontwikkeling.
- Verder is uit de medische rapportage gebleken dat de groeicurve van [kind] , zowel qua lengte als gewicht, redelijk positief verloopt. Met betrekking tot de grove motoriek wordt vermeld dat [kind] wat wankel staat. De fijne motoriek en de sneltest met betrekking tot haar taalontwikkeling verloopt leeftijdsadequaat en goed.