Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
3 juli 2012 (zaak/rolnr. 543701/12-1937) en het vonnis in de verzetprocedure van
5 februari 2013 (zaak/rolnr. 555019/12-3975) van de rechtbank Noord-Nederland,
sector kanton, locatie Groningen (hierna: de kantonrechter).
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
Enig aandeelhouder van deze BV is de op hetzelfde adres gevestigde onderneming
De betreffende facturen, waarover een geschil is ontstaan, zijn onbetaald gebleven.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.Het geschil en de beslissing van de kantonrechter
voert aan dat er als gevolg van de crisis in de bouw sprake is van betalingsonmacht en dat hem geen verwijt treft. De vorderingen van [geïntimeerde] stammen uit de tijd voor het begin van de crisis. [appellant] kon toentertijd niet voorzien dat [X] de vorderingen van [geïntimeerde] niet zou kunnen voldoen.
€ 12.246,49 vermeerderd met wettelijke rente vanaf 28 april 2012 tot aan de dag der algehele voldoening. Voorts is [appellant] in de kosten van de procedure veroordeeld.
De vorderingen tot betaling van buitengerechtelijke kosten en nakosten zijn afgewezen.
5.De grief en de bespreking daarvan
ECLI:NL:HR:2000:AA4873).
(vgl. HR 8 december 2006,
ECLI:NL:HR:2006:AZ0758, Ontvanger/Roelofsen).
Het hof onderschrijft dat oordeel. Ook in dit hoger beroep is door [geïntimeerde] niets concreets aangevoerd waaruit blijkt dat aan de Beklamelnorm is voldaan. Voor bewijslevering door [geïntimeerde] - op wie ter zake de initiële stelplicht rust - is dan ook geen plaats.
heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap haar betalingsverplichtingen jegens [geïntimeerde] niet is nagekomen (frustratie van betaling en verhaal). Ook te dien aanzien rusten stelplicht en bewijslast in beginsel op [geïntimeerde].
Daar komt dan nog bij dat [appellant] in september 2010 meende dat [X]
Dienaangaande overweegt het hof als volgt. De rechtbank had de vordering van [geïntimeerde] weliswaar toegewezen, maar [X] heeft van dat vonnis beroep ingesteld. Het feit dat een bestuurder er niet op toeziet dat de vennootschap tijdig haar betalingsverplichting jegens een crediteur nakomt, is in beginsel onvoldoende om hem persoonlijk aansprakelijk te achten. (HR 13 juni 1986,
ECLI:NL:HR:1986:AC3112).
Uit de enkele omstandigheid dat [X] in september 2010 een aantal andere crediteuren heeft voldaan en [geïntimeerde] niet, volgt dan ook nog niet dat [appellant] daarmee onrechtmatig jegens [geïntimeerde] heeft gehandeld. Het staat een onderneming/debiteur in beginsel vrij te bepalen welke crediteur hij wanneer betaalt. Selectieve betaling van de ene crediteur kwalificeert, zonder bijkomende omstandigheden, niet als onrechtmatig jegens de andere - niet voldane - crediteur. Daarvoor is nodig dat ten tijde van de selectieve betaling sprake was van objectieve voorzienbaarheid van daadwerkelijke benadeling van [geïntimeerde].
heeft niet één selectieve betaling genoemd waarbij het voor [appellant] objectief voorzienbaar zou zijn geweest dat [geïntimeerde] daardoor daadwerkelijk zou worden benadeeld.
Ook is niet gesteld of gebleken dat [appellant] middels het doen van selectieve betalingen bijvoorbeeld zichzelf of een aan Bouwonderneming [appellant] Blijham gelieerde ondernemingen heeft bevoordeeld ten koste van [geïntimeerde].
(HR 12 juni 1998,
ECLI:NL:HR:1998:ZC2669, Coral/Stalt).
5.7 [geïntimeerde] heeft ten slotte evenmin feiten en omstandigheden aangevoerd ten betoge dat sprake is geweest van het onttrekken van (nagenoeg alle) vermogensbestanddelen aan de vennootschap.