Uitspraak
[appellante],
de curator,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De verdere beoordeling
dinsdag 4 november 2014voor memorie van grieven aan de zijde van [appellante].
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 september 2014 uitspraak gedaan in een incident tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis van de rechtbank Groningen. De zaak betreft een geschil tussen een appellante, vertegenwoordigd door mr. C.J. de Tombe, en de curator van een failliete vennootschap, vertegenwoordigd door mr. P.J. Antons en mr. C.H. Beuker. De appellante heeft een bankgarantie van € 9.500.000,- gesteld ter zekerheid voor de naleving van het bestreden vonnis. De curator heeft de executie van het vonnis aangevochten, maar het hof heeft geoordeeld dat het belang van de appellante bij schorsing van de executie zwaarder weegt dan het belang van de curator bij de executie. Het hof heeft daarbij de relevante maatstaven uit eerdere jurisprudentie in acht genomen, waaronder de arresten van de Hoge Raad van 30 mei 2008 en 22 april 1983. Het hof heeft geconcludeerd dat de curator onvoldoende feiten heeft aangevoerd die de executie rechtvaardigen, en heeft de executie van het vonnis geschorst voor zover de vordering van de curator het bedrag van de bankgaranties niet overschrijdt. De beslissing over de proceskosten is aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak.