Ter beoordeling van de vraag of de curator persoonlijk aansprakelijk is, moet worden vooropgesteld dat de curator pas sedert de voorlopige surséance van betaling van 27 januari 2012 bij [vennootschap] betrokken was geraakt en toen al snel werd geconfronteerd met de conflicten tussen de aandeelhouders, ML Investments enerzijds en Hagebosch Beheer B.V. met [persoon 3] en [persoon 4] anderzijds, met hetgeen aan de orde was in het door de Ondernemingskamer gelaste onderzoek en naar voren kwam in de schriftelijke verslagen van commissaris [persoon 5] (van 30 oktober 2011 en 30 januari 2012; zie rov. 3.10 en 3.15) en de managementrapportage van [adviseur 1] en [adviseur 2] (van 24 januari 2012, zie rov. 3.13) en hun e-mail aan de curator van 9 februari 2012 (zie rov. 3.24). Daarnaast wilde een toenemend aantal franchisenemers hun contract opzeggen. Verder bleek dat diverse onderling verweven vennootschappen van de Body Control groep uiteenlopende rollen speelden, zo bezat [vennootschap] het afslankconcept, had haar dochtervennootschap Hama Rent de eigendom en de rechten uit de verhuur van de afslankapparatuur en had een andere dochtervennootschap, [vennootschap] de franchisecontracten met de franchisenemers/salonhouders. Onder die gegeven omstandigheden lag het voor de hand dat de curator in de beginperiode van het faillissement met de kennis die hij toen had of redelijkerwijze behoorde te hebben trachtte om de groep bij elkaar te houden of te brengen om, aldus bij voorkeur going concern, een gezamenlijke doorstart of gezamenlijke verkoop met een zo hoog mogelijke opbrengst mogelijk te maken en, mocht dit niet haalbaar blijken, zo mogelijk over te gaan tot een geconsolideerde of samengevoegde faillissementsafwikkeling. Dat hij daarbij Hama Rent wilde betrekken, is goed voorstelbaar omdat zij, in de groep nog de meest waardevolle, activa had in de vorm van de afslankapparatuur en, zij het afnemende, verhuurinkomsten. Een gezamenlijke doorstart of verkoop zou tot gevolg kunnen hebben dat ook de activa van de andere groepsvennootschappen in een dergelijk geval meer zouden opbrengen dan bij een afzonderlijke doorstart of verkoop. Het was destijds, vóór het vonnis van de rechtbank Arnhem van 23 februari 2012, zoals bekrachtigd bij arrest van het hof van 23 maart 2012, voor curatoren ook niet ongebruikelijk om dochtervennootschappen in het faillissement van hun moedervennootschap te trekken door eenvoudigweg als curator van de moedervennootschap/tevens aandeelhouder, al dan niet met een beroep op artikel 2:261 BW, het faillissement van de dochtervennootschap met een eigen aangifte uit te lokken, in welke gedragslijn de literatuur, in dit geval de rechter-commissaris en ook gerechten meegingen. Uiteindelijk is de curator in de twee faillissementsinstanties en ook in de onderhavige procedure er niet in geslaagd om waar te maken dat Hama Rent in een faillissementstoestand verkeerde, maar anderzijds heeft ML Investments onvoldoende concrete feiten en omstandigheden aangevoerd om de conclusie te rechtvaardigen dat het zodanig fout was om aan te nemen dat de faillissementstoestand bestond dat een over voldoende inzicht en ervaring beschikkende curator die zijn taak met nauwgezetheid en inzicht verricht - in aanmerking genomen de tijdsdruk waaronder hij diende te handelen, de aanwijzingen die hij aantrof als bedoeld in rov. 4.10 en de in rov. 3.17 genoemde oproeping van de franchisenemers waarmee hij werd geconfronteerd - dit standpunt niet zou hebben verdedigd. Dit klemt temeer gelet op de volledige verwaarlozing van het afslankconcept, het als gevolg van de franchiseopzeggingen, mede in verband met het faillissement van [vennootschap], teruglopen van de verhuurinkomsten, de verplichting tot terugbetaling van de waarborgsommen, de zeer beperkte liquide middelen (van ongeveer € 3.000) en de concurrentie van de personen achter Hagebosch Beheer B.V. Al met al valt in redelijkheid niet in te zien dat de curator ook persoonlijk een verwijt kan worden gemaakt van zijn handelen en met name niet dat hij gehandeld heeft terwijl hij het onjuiste van zijn handelen inzag dan wel redelijkerwijze behoorde in te zien. Een dergelijk oordeel zou te ver gaan.
Voor zover ML Investments de door haar gevorderde verklaring voor recht en veroordeling tot schadevergoeding baseert op persoonlijke aansprakelijkheid van de curator, heeft de rechtbank deze vorderingen terecht afgewezen.