In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 augustus 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de niet-ontvankelijkheid van bezwaarschriften van belanghebbende tegen ambtshalve opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting en de zorgverzekeringswet voor de jaren 2008 en 2009. De belanghebbende had bezwaar aangetekend tegen de aanslagen, maar de inspecteur van de Belastingdienst had deze bezwaren niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. De rechtbank Gelderland had de beroepen van belanghebbende tegen deze uitspraken ongegrond verklaard, waarna belanghebbende hoger beroep instelde.
Het Hof heeft vastgesteld dat de bezwaarschriften van belanghebbende te laat waren ingediend, en dat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. Belanghebbende had geen overtuigende argumenten aangedragen om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen. Het Hof oordeelde dat de inspecteur de bezwaarschriften terecht niet-ontvankelijk had verklaard. De belanghebbende had ook verzocht om uitstel van de zitting, maar het Hof oordeelde dat de redenen voor uitstel niet voldoende waren om de zitting uit te stellen, gezien de proceshouding van belanghebbende.
Uiteindelijk heeft het Hof de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep ongegrond verklaard. De proceskosten werden niet toegewezen, en belanghebbende werd gewezen op de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.