Uitspraak
[appellante],
1.[geïntimeerde 1],gevestigd te [woon/vestigingsplaats],2. [geïntimeerde 2],
gevestigd te [woon/vestigingsplaats],
gevestigd te [woon/vestigingsplaats],
gevestigd te [woon/vestigingsplaats],
gevestigd te [woon/vestigingsplaats],
wonende te [woon/vestigingsplaats],
wonende te [woon/vestigingsplaats],
[geïntimeerden],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
bij arrest, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad het vonnis van de rechtbank Leeuwarden te vernietigen, en opnieuw rechtdoende de vorderingen van appellante met inachtneming van de akte tot vermeerdering van eis alsnog toe te wijzen, en met een hoofdelijke veroordeling van geïntimeerden in de kosten van beide instanties."
bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, appellante in haar beroep niet ontvankelijk te verklaren, althans het beroep af te wijzen en het vonnis van de Rechtbank Noord-Nederland te bekrachtigen – zonodig onder aanvulling en/of verbetering der gronden – en appellante te veroordelen in de kosten van het appel.”
3.De feiten
grief 1klaagt [appellante] erover dat de weergave van de feiten door de rechtbank te beperkt is. De grief faalt want miskent dat het de rechter vrijstaat die feiten te selecteren die hij voor zijn beslissing nodig heeft. Met de
grieven 2-4klaagt [appellante] over door de rechtbank onjuist vastgestelde feiten. Deze grieven kunnen [appellante] evenmin baten omdat het hof hierna de feiten zelfstandig zal vaststellen, waarbij acht wordt geslagen op wat door [appellante] in deze grieven is aangevoerd.
4.De vordering en de beslissing in eerste aanleg
€ 4.959,05 vermeerderd met wettelijke rente en met veroordeling van [geïntimeerden] in de proceskosten.
5.De beoordeling van het hoger beroep
grieven 5 tot en met 22stellen in hoger beroep op verschillende grondslagen de toewijsbaarheid van de vorderingen tegen [geïntimeerden] aan de orde. De grieven lenen zich voor een gezamenlijke bespreking.
voldoendemiddelen had om [appellante] te voldoen (zie o.a. pleitnota [appellante] in hoger beroep sub 5.), kan [geïntimeerde 1] niet tegelijkertijd worden verweten dat zij had moeten meedelen dat haar dochter [Bedrijf X]
‘geen enkel vlees meer op de botten’had (pleitnotities [appellante], eerste aanleg, sub 63.) op het moment dat zij met [appellante] een overeenkomst van onderaanneming sloot. Reeds daarop dienen de vorderingen van [appellante] te stranden. Het hof zal niettemin op de onder 5.3 vermelde feitelijke grondslagen ingaan, allereerst op hetgeen onder het kopje ‘Betalingsonwil’ is aangevoerd.