In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 mei 2014 uitspraak gedaan over een verzoek tot vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn in een belastinggeschil. De belanghebbende, [X] [Z], had een aanslag in de afvalstoffenheffing van de gemeente Duiven ontvangen voor het jaar 2008, welke aanslag door de heffingsambtenaar was gehandhaafd na een bezwaarschrift. De rechtbank Arnhem verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond en vernietigde de aanslag. De heffingsambtenaar ging in hoger beroep, maar de belanghebbende vroeg ook om schadevergoeding vanwege de lange duur van de procedure.
Het Hof oordeelde dat de redelijke termijn voor de behandeling van het geschil was overschreden. De belanghebbende stelde dat de totale procesduur meer dan vier jaar had geduurd, terwijl de heffingsambtenaar en de Staat der Nederlanden zich refereerden aan het oordeel van het Hof. Het Hof concludeerde dat de overschrijding van de redelijke termijn in de hoger beroepsfase vier maanden bedroeg. De belanghebbende had recht op een schadevergoeding van € 250, gebaseerd op een tarief van € 500 per halfjaar dat de redelijke termijn was overschreden. Het Hof veroordeelde de Staat tot betaling van deze schadevergoeding en de proceskosten van de belanghebbende.
De uitspraak benadrukt het belang van een tijdige afhandeling van belastinggeschillen en de gevolgen van overschrijding van de redelijke termijn, zoals vastgelegd in de jurisprudentie van de Hoge Raad en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken in cassatie te gaan tegen deze uitspraak.