In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden, waarin de rechtbank de uitspraak van de Inspecteur heeft vernietigd en de BPM heeft verminderd. Belanghebbende had in 2010 aangifte gedaan van een te betalen BPM van € 3.209, maar heeft uiteindelijk € 3.288 betaald. Na bezwaar van belanghebbende heeft de rechtbank de BPM vastgesteld op het door belanghebbende aangegeven bedrag en een proceskostenvergoeding van € 2.000 toegekend. In hoger beroep heeft de Inspecteur zich neergelegd bij het standpunt van belanghebbende dat de BPM moet worden verminderd tot € 2.804, maar er is onenigheid over de proceskostenvergoeding en een schadevergoeding voor renteverlies. Het Hof oordeelt dat belanghebbende recht heeft op een bovenforfaitaire proceskostenvergoeding en dat de Inspecteur de schadevergoeding wegens renteverlies moet berekenen. Het Hof vernietigt de uitspraak van de rechtbank en stelt de BPM vast op € 2.804, gelast de Inspecteur de schadevergoeding te berekenen en veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 3.500 (excl. btw).