Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
30 december 2014
[Z](hierna: belanghebbende)
1.Ontstaan en loop van het geding
2.De vaststaande feiten
devoldoening van belasting op eigen aangifte. Zo ook van de BO Doetinchem, Roermond en Emmen. Deze zijn te categoriseren of in te delen in een viertal groepen, te weten:
(contra legem)omdat hij van mening is dat
volgens vaste rechtspraak van het HVJ EU (sinds 1985 en zelfs eerder) enart. 110 VWEU de positie van belanghebbende door de uitspraak van de HR 2 maart 2012 niet gunstiger is geworden,
maargelijk is gebleven.
De rechten worden immers ontleend aan supranationaal recht. De Belastingdienst is verplicht als uitvloeisel van de supranationale rechtspraak te voorkomen dat in strijd met het gemeenschapsrecht belasting wordt geheven. In gevallen de belastingdienst bevoegdheid heeft binnen de nationale regeling om de strijd met het gemeenschapsrecht op te lossen is zij daartoe verplicht (vgl. o.m. HR Océ/Waterschap Limburg 1993)Teruggaaf
dient onomstotelijk te volgen. De BD blijft weigerachtig met terugbetaling door toepassing te geven aan art. 5 BAVT en handelt derhalve volstrekt onrechtmatig alsook tegen beter weten in.(…)”
3.Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
4.Beoordeling van het geschil
5.Proceskosten
6.Beslissing
30 december 2014in het openbaar uitgesproken.