ECLI:NL:HR:2001:AB0637
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- G.J. Zuurmond
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen uitspraken Gerechtshof Amsterdam inzake naheffingsaanslagen omzetbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 maart 2001 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van X N.V. tegen de uitspraken van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft naheffingsaanslagen in de omzetbelasting over de periode van 1 januari 1986 tot en met 28 februari 1997. X N.V. had bezwaar gemaakt tegen het bedrag aan omzetbelasting dat zij op aangifte had voldaan en tegen de naheffingsaanslagen die haar waren opgelegd voor de maanden februari tot en met oktober 1997 en december 1997. De Inspecteur verklaarde de bezwaren niet-ontvankelijk, waarna X N.V. in beroep ging bij het Hof, dat de beroepen ongegrond verklaarde en de uitspraken van de Inspecteur bevestigde.
In cassatie heeft X N.V. de uitspraken van het Hof bestreden. De Hoge Raad heeft de klachten van X N.V. beoordeeld, waaronder de stelling dat de Inspecteur haar had afgehouden van het uitoefenen van rechten die voortvloeien uit een (vaststellings)overeenkomst. De Hoge Raad oordeelde dat het belanghebbende vrijstond om de overeenkomst al dan niet te sluiten, en dat de bezwaartermijn van zes weken, zoals vastgelegd in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht, niet onredelijk kort was. De Hoge Raad bevestigde dat de Nederlandse rechtsorde geen onderscheid maakt tussen nationale vorderingen en vorderingen die aan het gemeenschapsrecht zijn ontleend.
De Hoge Raad concludeerde dat de middelen van X N.V. niet tot cassatie konden leiden en dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak van de Hoge Raad was dat de beroepen ongegrond werden verklaard.