Uitspraak
1.B&S Holland Trading Group B.V.,
B&S Holland,
B&S International,
B&S c.s.,
1.Newconomy Ventures B.V.,
Newconomy,
[geïntimeerde 2],
Newconomy c.s.,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
(…) te vernietigen het hierboven genoemde vonnis van de Rechtbank te Groningen(van 29 augustus 2012 - hof)
en, opnieuw rechtdoende, het verzoek om pleidooi in het incident alsnog volledig toe te wijzen, met veroordeling van geïntimeerden in de kosten van het geding in beide instanties."
3.Aanduiding van het geschil
- B&S c.s. hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling aan Newconomy c.s., althans aan Newconomy, van een bedrag van € 2.004.127,- vermeerderd met rente;
- B&S International wordt veroordeeld tot betaling aan Newconomy c.s., althans aan Newconomy, van een bedrag van € 1.973.196,50 vermeerderd met rente;
- B&S c.s. hoofdelijk, althans B&S International, worden veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording over het binnen Publishing Partners Nederland B.V. (PPN) tot en met juni 2002 gevoerde beleid, althans tot het op de voet van artikel 843a Rv in verbinding met artikel 6:162 BW verstrekken van een specificatie met betrekking tot de rekening-courantverhouding tussen PPN en [geïntimeerde 2], op straffe van een dwangsom.
"2.5 Op grond van het voorgaande zal het verzoek tot pleidooi worden afgewezen. Omdat het hier een beslissing betreft waarin het verzoek om pleidooi toe te staan wordt afgewezen is deze gegeven in de vorm van een vonnis.2.6 Tegen dit tussenvonnis staat cassatieberoep open. Cassatie is een rechtsmiddel dat op grond van artikel 404 Rv schorsende werking heeft."
"B&S c.s. zijn mitsdien niet-ontvankelijk in hun cassatieberoep. Op grond van art. 340 Rv kan het hoger beroep alsnog na de uitspraak in cassatie binnen de gewone termijn van beroep worden ingesteld. Een daarop gericht nieuw verlof van de rechtbank is niet vereist omdat het aan art. 340 Rv ten grondslag liggende beginsel meebrengt dat in het verlof tot het instellen van cassatieberoep, het verlof tot instellen van hoger beroep op grond van art. 340 Rv besloten ligt. Nu B&S c.s. reeds hoger beroep hebben ingesteld, kan die procedure worden voortgezet."
"De Hoge Raad verstaat de laatst aangehaalde overweging aldus dat de rechtbank tussentijds beroep van haar vonnis heeft opengesteld. Gelet evenwel op de door Newconomy c.s. ingestelde vorderingen (zoals weergegeven in de conclusie van de Advocaat Generaal onder 1.1) en het feit dat partijen geen sprongcassatie zijn overeengekomen, stond voor B&S c.s. hoger beroep open tegen het vonnis van de rechtbank - hetgeen zij ook hebben ingesteld, naar eigen zeggen - en derhalve niet cassatieberoep. B&S c.s. zijn derhalve niet-ontvankelijk in hun cassatieberoep."
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
vijf grievenopgeworpen. De
eerste griefricht zich tegen het oordeel van de rechtbank dat cassatieberoep tegen het vonnis openstaat. De
grieven 2 t/m 5strekken in de kern ten betoge dat de rechtbank het verzoek om pleidooi ten onrechte heeft afgewezen. Het hof zal deze punten achtereenvolgens bespreken.
De ontvankelijkheid
In het bestreden tussenvonnis heeft de rechtbank overwogen dat tegen het tussenvonnis cassatie openstaat.
Deze mededeling van de rechtbank dient, blijkens het onder 3.14 geciteerde arrest van de Hoge Raad van 11 oktober 2013, aldus te worden verstaan dat de rechtbank tussentijds beroep van haar vonnis heeft opengesteld. De Hoge Raad heeft daarbij overwogen dat, gelet op de door Newconomy c.s. ingestelde vorderingen en het feit dat partijen geen sprongcassatie zijn overeengekomen, voor B&S c.s. hoger beroep open stond tegen het tussenvonnis van de rechtbank, en geen cassatieberoep. Om deze reden zijn B&S c.s. door de Hoge Raad dan ook niet-ontvankelijk verklaard in hun cassatieberoep.
Gelet hierop kunnen B&S c.s. worden ontvangen in hun hoger beroep. Het hof merkt daarbij nog op dat de rechtbank in de onderhavige zaak - anders dan in de zaak van de Hoge Raad van 11 juli 2003, waarnaar door de rechtbank werd verwezen - in eerste aanleg oordeelde, en niet in hoogste ressort of als appelrechter.
Het verzoek tot het houden van pleidooi
- dat partijen in beginsel het recht hebben hun standpunten bij pleidooi toe te lichten;
- dat een verzoek om de zaak te mogen bepleiten slechts in zeer uitzonderlijke gevallen zal mogen worden afgewezen;
- dat daartoe noodzakelijk is dat van de zijde van de wederpartij tegen toewijzing van het verzoek klemmende redenen worden aangevoerd of dat toewijzing van het verzoek strijdig zou zijn met de eisen van een goede procesorde;
- dat de rechter in elke van deze beide gevallen zijn redenen voor afwijzing van het verzoek uitdrukkelijk zal moeten vermelden en zijn beslissing daaromtrent deugdelijk zal moeten motiveren.
In zijn arrest van 28 september 2012 (ECLI:NL:HR: 2012:BX0598) heeft de Hoge Raad bepaald dat ingevolge artikel 208 Rv onder meer het bepaalde in artikel 134 lid 1 Rv van toepassing is op het incident. De Hoge Raad heeft niet aangegeven dat alsdan een ander beoordelingskader heeft te gelden. Derhalve heeft als uitgangspunt te gelden dat partijen ook in incident recht hebben op pleidooi.
De rechtbank motiveert de afwijzing van het verzoek voorts aldus dat een bewuste keuze van de wetgever om de mogelijkheid tot het nemen van verdere conclusies in incidenten te beperken (artikel 208 lid 2 Rv), zich niet verdraagt met een ongeclausuleerd recht op pleidooi in incident.
Tot slot heeft de rechtbank aan haar oordeel ten grondslag gelegd dat B&S c.s. niet deugdelijk hebben gemotiveerd waarom een pleidooi in dit specifieke geval aangewezen is.
De rechtbank heeft evenwel het pleidooi geweigerd en de zaak tevens voor vonnis in het incident verwezen. Die beslissing is onvoldoende gemotiveerd. Aan de motivering om een pleidooi geheel te weigeren voordat een beslissing wordt genomen, worden hoge eisen gesteld (vgl. HR 27 januari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU7254). De door de rechtbank gegeven motivering van haar afwijzing van het verzoek tot het houden van pleidooi, voldoet naar het oordeel van het hof niet aan deze daaraan te stellen hoge eisen: de rechtbank laat na te motiveren dat toewijzing van het verzoek strijd oplevert met de eisen van een goede procesorde, terwijl de omstandigheid dat in de hoofdzaak nog gelegenheid zal worden geboden voor een mondelinge behandeling niet kan dienen als motivering van het oordeel dat aan het recht van partijen om hun zaak mondeling voor het voetlicht te brengen geen afbreuk wordt gedaan, nu de rechtbank dan immers reeds over de op artikel 843a Rv gebaseerde vordering zal hebben beslist.
Nog daargelaten dat deze overweging van de rechtbank niet kan dienen als motivering van het oordeel dat het gedane verzoek om de zaak te mogen bepleiten in dit geval in strijd is met de eisen van de goede procesorde, overweegt het hof dat artikel 208 lid 2 Rv een beperking bevat op het nemen van
conclusies van repliek en dupliek, en niet een inperking op het
recht van pleidooi. Bovendien heeft de Hoge Raad nog recentelijk, in het genoemde arrest van 28 september 2012, uitdrukkelijk geoordeeld dat als uitgangspunt heeft te gelden dat partijen - ook in incident - recht hebben op pleidooi.
grieven 2 t/m 5slagen.
De slotsom
Newconomy c.s. zullen als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, waarbij het hof de kosten van het herstelexploot als nodeloos gemaakt voor rekening van B&S c.s. laat.
- explootkosten € 76,17
- griffierecht
€ 666,-__
subtotaal verschotten € 742,17
- salaris advocaat (1 punt, tarief II)
€ 894,-__totaal € 1.636,17