In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 oktober 2013 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van het cassatieberoep van B&S Holland Trading Group B.V. en B&S International B.V. (hierna: B&S c.s.) tegen een tussenvonnis van de rechtbank Groningen. De rechtbank had op 29 augustus 2012 een tussenvonnis gewezen waarin het verzoek van B&S c.s. om pleidooi werd afgewezen. B&S c.s. stelden cassatieberoep in tegen dit vonnis, maar de Hoge Raad oordeelde dat zij niet-ontvankelijk waren in hun beroep.
De Hoge Raad overwoog dat de rechtbank in haar vonnis had aangegeven dat cassatieberoep openstond tegen het tussenvonnis. Echter, gezien de door Newconomy c.s. ingestelde vorderingen en het feit dat partijen geen sprongcassatie waren overeengekomen, stond voor B&S c.s. hoger beroep open tegen het vonnis van de rechtbank. Dit betekende dat zij niet in cassatie konden gaan, waardoor de Hoge Raad hen niet-ontvankelijk verklaarde in hun cassatieberoep.
De uitspraak benadrukt het belang van de juiste rechtsmiddelen in civiele procedures en de voorwaarden waaronder cassatieberoep kan worden ingesteld. De Hoge Raad veroordeelde B&S c.s. ook in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Newconomy c.s. op nihil werden begroot. Deze uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het duidelijkheid biedt over de ontvankelijkheid van cassatieberoepen in vergelijkbare situaties.