Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
18 mei 2011, 19 oktober 2011 en 1 februari 2012 die de kantonrechter (rechtbank Utrecht, sector handel en kanton, locatie Utrecht) [appellant] als eiser en de raad als gedaagde heeft gewezen.
2.Het geding in hoger beroep
vijf grieven tegen de bestreden vonnissen aangevoerd, heeft hij bewijs aangeboden en een aantal nieuwe producties in het geding gebracht. Hij heeft gevorderd dat het hof de bestreden vonnissen zal vernietigen en, opnieuw recht doende, bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht zal verklaren dat de raad gehouden is om de wachtgeldregeling ten opzichte
van [appellant] na te leven, zoals dit ook bevestigd is in de brief d.d. 14 augustus 2006
van de Raad voor Rechtsbijstand Den Haag;
binnen een in goede justitie te bepalen termijn, aan [appellant] te betalen het reeds
verschuldigde bedrag voortvloeiende uit de wachtgeldregeling, een en ander te
vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf de datum van dagvaarding in eerste aanleg,
III. de raad zal veroordelen om aan [appellant] te betalen, dit op de gebruikelijke tijdstippen
en de gebruikelijke wijze, onder gelijktijdige verstrekking aan [appellant] van de
wachtgeldregeling;
IV. de raad zal veroordelen in de kosten van beide instanties, een en ander te voldoen
binnen veertien dagen na betekening van het arrest, en – voor het geval voldoening van
de kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de
wettelijke rente over de kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.De vaststaande feiten
“
(…)Artikel 6Indienstneming en ontslag(…)
4.WachtgeldAan de werknemer, waarmee het dienstverband door de werkgever wordt beëindigd, vanwege vermindering of beëindiging van de werkzaamheden, dan wel vanwege reorganisatie of fusie van de organisatie van de werkgever, ten gevolge van maatregelen c.q. het nalaten daarvan door het Ministerie van Justitie wordt een wachtgeld toegekend volgens de bepalingen in de uitvoeringsregeling Wachtgeld (bijlage II). (…).”
“
(…)OVERWEGINGEN(…)(B) De stelselherziening gesubsidieerde rechtsbijstand voorziet in een nieuw stelsel van de gesubsidieerde rechtsbijstand in Nederland. In dit nieuwe stelsel worden de private en publieke functies van de huidige Stichtingen Rechtsbijstand en de door die Stichtingen gedreven Bureaus Rechtshulp gescheiden. De publieke functies, de spreekuur- en verwijzingstaken, zullen worden ondergebracht in de landelijke stichting Juridisch Loket. De zogenaamde private functies die door de huidige Stichtingen en Bureaus Rechtshulp worden verricht, het verlenen van rechtsbijstand en inhoudelijk juridisch advies, zullen worden afgestoten en worden overgelaten aan de (sociale)advocatuur en juridische adviespraktijk.(…)(F) Teneinde de continuïteit in het aanbod van gesubsidieerde rechtsbijstand te garanderen en de opgebouwde expertise in gesubsidieerde rechtsbijstandsverlening te behouden, wil de Raad de Stichting ondersteunen in haar doelstelling om als advocatenkantoor (mede) gesubsidieerde rechtsbijstand te blijven verlenen.
4.Wachtgeldgarantie personeel
de Stichting [naam stichting 2] (hierna: [naam stichting 2]).
14 augustus 2006 van [naam directeur] aan het bestuur van [naam stichting 2], ter attentie van [appellant], is vermeld:
“
Geachte heer [appellant],
“(…)
Wij hebben met u besproken dat onze Stichting gedurende de initiële doorstartfase nog gebruik zou willen maken van uw expertise. Wij hebben jegens u dan ook het voornemen uitgesproken om de door u vervulde functie van [functie appellant] te continueren gedurende de initiële doorstartfase. Naar verwachting zal die initiële doorstartfase 6 tot 12 maanden beslaan te rekenen vanaf de transitiedatum.Wij hebben u dan ook aangeboden om het verval van uw functie nog enige tijd uit te stellen, zij het met de vooraankondiging dat uw functie alsnog op afzienbare termijn (dat wil in beginsel zeggen per datum waarop de initiële doorstartfase in de visie van onze Stichting is afgerond) zou vervallen met het gevolg dat u per de datum van verval van uw functie “niet geplaatst” en – indien u niet opteert van het rugzakje conform artikel 4.1. Sociaal Plan – “boventallig” zou worden. Gemakshalve noemen we dit scenario “vertraagde boventalligheid”. De beoogde datum van vertraagde boventalligheid is 1 juli 2006.Het Sociaal Plan voorziet niet in toepasselijkheid op werknemers die “vertraagd boventallig” worden en u valt derhalve in beginsel niet binnen de categorie van werknemers op wie hoofdstuk IV van het Sociaal Plan van toepassing is.
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.7 vermelde afspraken een vordering tot vergoeding van wachtgeld op de raad heeft en, zo ja, of voor de uitwerking van deze vordering moet worden teruggegrepen op het sociaal plan en de cao, zoals [appellant] in de toelichting op grief 2 stelt, zal hierna bij de beoordeling van de overige grieven worden behandeld.
T.a.v. de heer [appellant]”. Bovendien vangt de brief aan met “
Geachte heer [appellant]”. Vervolgens wordt veelvuldig “
u” en “
uw” in de brief gebezigd, waarmee kennelijk [appellant] is bedoeld. De onderwerpen die in de brief aan de orde komen, zoals de salarisbetaling, de uittredingsdatum en het outplacementtraject, betreffen [appellant] in persoon en niet [appellant] in zijn hoedanigheid van [functie appellant] van [naam stichting 2]. Daarbij komt dat in de brief van
14 augustus 2006 expliciet is bepaald dat het salaris door de raad aan [naam stichting 2] wordt voldaan. Indien dit ten aanzien van het wachtgeld ook de bedoeling was geweest, zoals de raad heeft gesteld, dan had het voor de hand gelegen dat ook als zodanig vast te leggen. Dit is echter niet gebeurd. Bij deze stand van zaken moet het ervoor gehouden worden dat de in de brief vermelde zinsnede “
de wachtgeldverplichtingen worden door de raad overgenomen” erop wijst dat [naam directeur] als ondergetekende van de brief zich namens de raad rechtstreeks ten opzichte van [appellant] heeft verbonden de wachtgeldverplichting van de stichting over te nemen.
F van de faciliteringsovereenkomst volgt dat de raad belang had bij een zo goed mogelijk verloop van de stelselherziening. Zij wenste het aanbod van gesubsidieerde rechtsbijstand te garanderen en de opgebouwde expertise op dat gebied te behouden. Niet weersproken is dat de raad de stichtingen daartoe (financiële) ondersteuning bood.
voor de reguliere boventalligheid getroffen voorziening aanspraak konden maken. Deze garantie werd vastgelegd in de individuele afspraken die tussen de stichtingen en de directeuren werden gemaakt. Onweersproken is dat de in rechtsoverweging 4.8 vermelde afspraken tussen [naam stichting 2] en [appellant] in dit kader moeten worden geplaatst.
2 augustus 2006 heeft gevoerd en dat de daarbij gemaakte afspraken zijn bevestigd in de brief van 16 augustus 2006.
4.21 Nu uit het voorgaande volgt dat grief 3 faalt, behoeven de met grief 4 voorgelegde vraag naar de bewijswaardering, alsmede de met grief 5 voorgelegde subsidiaire vraag of de brief van 14 augustus 2006 is aan te merken als een derdenbeding, geen beantwoording. De in rechtsoverweging 2.2 onder I. vermelde verklaring voor recht zal worden toegewezen.
Omvang van de wachtgeldverplichting4.23 Ter zitting bij dit hof is gebleken dat de standpunten van partijen ter zake van de omvang van de wachtgeldverplichting sterk uiteenlopen.
9 maanden recht heeft op € 131.000,- aan wachtgeld, aldus [appellant].
5.De beslissing
de roldatum26 november 2013, waarna dag en uur van de comparitie (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;