Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
1 oktober 2013
[Z](hierna: belanghebbende),
1.Ontstaan en loop van het geding
.Tevens is een boete van € 750 opgelegd. Verder is een bedrag van € 688 aan heffingsrente in rekening gebracht.
[A] en [B].
2.Feiten
[C] BV. Dit bedrijf hield zich bezig met verzekeringen (schade en leven), financieringen en hypotheken. Belanghebbende is eind jaren negentig in dienst getreden als officemanager. Bij akte van 5 december 2000 zijn aan belanghebbende 176 van de in totaal 352 aandelen in deze BV geleverd. De partner van belanghebbende is daar in 2001 in dienst getreden als accountmanager/relatiebeheerder. Bij vonnis van 7 mei 2003 is [C] BV failliet verklaard waardoor zowel belanghebbende als haar partner werkloos is geworden.
26 oktober 2009. Daarin is onder meer het volgende vermeld:
- de aangiften vennootschaps- ([C] BV en [D] BV) en inkomstenbelasting van 2003 tot en met 2006;
- de aangifte omzetbelasting over de periode 01-01-2003 tot en met 31-12-2006.
3.Inkomstenbelasting
- Alle bankafschriften van u beiden over de jaren 2002 tot en met 2007;
- Overzichten van uw beide vermogens per 1 januari over de jaren 2002 tot en met 2008;
- Bewijsstukken inzake de door u gewonnen prijs;
- Bewijsstukken inzake de door u aangegane leningen, alsmede de bewijsstukken inzake de uitstaande leningen. Tevens zou u de mutaties op deze vermogensbestanddelen overleggen.
- Bewijsstukken inzake de door u in privé verkochte vermogensbestanddelen, zoals auto’s en dergelijke.
- De bedoelde lening van de ouders van [X];
- De opbouw c.q. de data hoe de bedoelde lening is ontstaan;
- Hoe de gelden en in welke proporties/valuta zijn ontvangen;
- Een overzicht van de betaalde/verschuldigde renten alsmede een aflossingsschema.
- € 23.881 contant aanwezig geld per 1-1-2002 volgens schriftelijke opgave 2 april 2009, acceptabel gezien prijs in de Staatsloterij
- bankafschriften (niet compleet)
- aankoop auto’s
- de hogere hypotheek dan de aankoopprijs is volledig besteed aan de verbouwing
26.704 € 10.613 € 9.800 € 8.020 € 10.800 € 4.369
23.881 € 33.835 € 7.621 nihil nihil nihil
15.000 € 15.000 € 15.000 € 15.000 € 15.000 € 15.000
4.Overzicht correcties
€ 666
22.500 € 18.750 € 17.500
5.Boetebeoordeling
- rekening [12345] dit is een internet spaarrekening. Hiervan zijn geen afschriften voorhanden, Deze zijn er nooit geweest. Bijgaand treft u aan de financiële overzichten van de [b-bank] over de jaren 2002, 2003, 2004, 2005 en 2006.
- Rekening [12345] dit is een favoriet spaarrekening. (…) De afschriften treft u echter bijgaand aan.
- Rekening [12345] afschrift 11 van 2002 treft u aan.
- Rekening [12345] afschrift 7 van 2002. Dit afschrift is niet meer voorhanden. De bank heeft aangegeven er problemen mee te hebben een dusdanig oud afschrift te produceren.
€ 2.000,00 maar heeft slechts € 1.000,00 gekost.’
- Over 2000 t/m 2002 is sprake van € 49.667 + € 17.678 opnamen en € 3.918 + € 340 stortingen.
- Over 2003 t/m 2006 is sprake van € 9.209 + € 31.960 opnamen en € 93.324 + € 3.150 stortingen.
- Over 2000 t/m 2006 is sprake van € 49.638 opnamen en € 3.490 stortingen.
- Het saldo van opnamen minus stortingen per 1-1-2002 bedraagt € 17.257 + € 9.718 = € 26.975.
- Uw gegevens: € 41.196 opnamen minus € 96.474 stortingen = -/- € 55.305.
- Controlerapport: € 38.725 opnamen minus € 96.974 stortingen = -/- € 58.249.
[.] ingebracht. Deze verklaring luidt als volgt:
[G] (nu wijlen) en mijn stiefvader [E], heb ik in die periode telkens een geldbedrag (meestal in omvang variërend tussen de € 2.000 en € 3.000) meegenomen voor mijn zus [X]. Het betrof een lening binnen de familie ter financiële ondersteuning van haar.
3.Geschil, standpunten en conclusies van partijen
,en tot vernietiging van de vergrijpboete 2005.
4.Beoordeling van het geschil
HR 8 september 2006, nr. 41.568, ECLI:NL:HR:2006:AU4755, BNB 2006/330;
HR 3 december 2010, nr. 09/04397, ECLI:NL:HR:2010:BO5988, BNB 2011/69). Nu belanghebbende geen belang meer heeft bij een uitspraak op het hoger beroep inzake de boetebeschikking 2005, dient dit beroep blijkens voornoemde jurisprudentie niet-ontvankelijk te worden verklaard.
17 juni 2010, is op 1 juli 2010 bij de Rechtbank ingekomen. Op de enveloppe is een leesbaar poststempel geplaatst van 30 juni 2010
.Het beroepschrift is derhalve ontvangen meer dan een week na afloop van de beroepstermijn.
17 juni 2010 en dezelfde dag ter post is bezorgd. Het Hof heeft belanghebbendes betoog in die zin opgevat dat het beroepschrift voor het einde van de beroepstermijn ter post is bezorgd, en dat het feit dat het beroepschrift later dan een week na afloop van die termijn door de griffie van de Rechtbank is ontvangen, is te wijten aan een in de sfeer van het postbedrijf gelegen omstandigheid van zodanige abnormale aard dat deze niet aan belanghebbende kan worden toegerekend (vgl. HR 16 oktober 1991, nr. 26.787, BNB 1991/343; HR 14 maart 2008, nr. 44.013, ECLI:NL:HR:2008:BC6556, BNB 2008/150). De Inspecteur heeft dit betwist.
In beroep
In beroep
13 november 2009. Het bezwaarschrift is bij de Inspecteur ingekomen op 1 december 2009. Het bezwaarschrift is derhalve tijdig ingediend.
1 juli 2011.
HR 14 juni 1989, nr. 25.349, ECLI:NL:HR:1989:BH7409, BNB 1989/246; HR 7 juni 1995, nr. 29.246, ECLI:NL:HR:1995:AA1597, BNB 1995/231; HR 30 juni 1999, nr. 34.414, ECLI:NL:HR:1999:AA2795, BNB 1999/299).
(vgl. HR 31 mei 2013, nr. 11/03452, ECLI:NL:HR:2013:BX7184, BNB 2013/181). Anders dan belanghebbende betoogt, rust de bewijslast derhalve niet op de Inspecteur om aannemelijk te maken dat sprake is van een bron van inkomen.
BNB 2012/254). Gelet op de rechtsstrijd tussen partijen had belanghebbende het ter zitting aangeboden bewijs eerder moeten overleggen, nu dat bewijs bankafschriften betreft waarvan overlegging reeds bij aanvang van het boekenonderzoek, alsmede in de bezwaarfase nadien, door de Inspecteur is verzocht. Er zijn geen aanwijzingen dat belanghebbende niet eerder in staat was tot deze bewijslevering. Bij de afweging om het onderzoek voort te zetten dan wel te beëindigen brengt het algemeen belang van een doelmatige procesgang met zich dat het bewijsaanbod als tardief moet worden gepasseerd.
5.Proceskosten
6.Beslissing
€ 1.062;
mr. B.F.A. van Huijgevoort, in tegenwoordigheid van mr. N.G.U. Bezemer als griffier.
1 oktober 2013.
binnen zes wekenna de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij