Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
[appellant]) en zijn echtgenote [echtgenote appellant], ter afwending van een door hierna onder 1.9 te noemen schuldeisers aangevraagd faillissement, de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, verzocht de wettelijke schuldsaneringsregeling op hen van toepassing te verklaren.
2. Het geding in hoger beroep
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
[echtgenote appellant]. Samen hebben zij drie kinderen. Van 25 juli 2001 tot 30 november 2012 heeft [appellant] een onderneming in de vorm van een eenmanszaak geëxploiteerd onder de naam [naam zaak]. De schuldenlast van [appellant] bedraagt volgens het bij de Verklaring Schuldsanering gevoegde schuldenoverzicht van 17 juni 2013 in totaal ruim € 327.000,-.
“De Faillissementswet voorziet in snelle procedures om aan schuldeisers en schuldenaar duidelijkheid te verschaffen in de situatie, waarin [appellant] beweerdelijk verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen, dan wel anderszins in financiële problemen verkeert. [appellant] is reeds eerder in de gelegenheid gesteld om zijn verzoek tot de schuldsaneringsregeling toegelaten te worden aan te vullen.” Van die gelegenheid heeft [appellant] niet, althans niet tijdig, gebruik gemaakt, aldus de rechtbank.
4.De beslissing
wijst het meer of anders verzochte af.
5 september 2013 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.