ECLI:NL:HR:2000:AA4878
Hoge Raad
- Cassatie
- M. Mijnssen
- A. Jansen
- M. van der Putt-Lauwers
- F. Fleers
- H. Hammerstein
- A. Heemskerk
- Rechtspraak.nl
Faillissementsverklaring en schuldsaneringsregeling in cassatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 februari 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de faillissementsverklaring van [gefailleerde] op verzoek van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BENFRIED B.V. De Rechtbank te 's-Gravenhage verklaarde [gefailleerde] op 1 september 1999 in staat van faillissement, na een verzoek dat op 8 juni 1999 was ingediend door Benfried. [gefailleerde] heeft tegen deze faillissementsverklaring hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 5 oktober 1999 het vonnis van de Rechtbank bekrachtigde. Hierop heeft [gefailleerde] cassatie ingesteld.
In de cassatieprocedure heeft de Advocaat-Generaal Strikwerda geconcludeerd tot verwerping van het beroep. [gefailleerde] heeft zijn zaak laten toelichten door zijn advocaat, mr. P. Garretsen. De Hoge Raad heeft de afwijzing van een schorsingsverzoek door het Hof beoordeeld. Dit verzoek was gedaan door [gefailleerde] in het kader van een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, dat hij had ingediend tijdens het hoger beroep tegen zijn faillietverklaring.
De Hoge Raad oordeelde dat artikel 3a van de Faillissementswet uitsluitend van toepassing is wanneer een verzoek tot faillietverklaring en een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling gelijktijdig in eerste aanleg aanhangig zijn. De Hoge Raad concludeerde dat er geen grond is om deze bepaling uit te leggen als ook van toepassing zijnde in gevallen waarin het verzoek tot schuldsanering pas na de faillietverklaring is ingediend. Dit oordeel is in lijn met de noodzaak van spoed en duidelijkheid in faillissementsprocedures, evenals de strikte voorwaarden die artikel 15b van de Faillissementswet stelt aan de mogelijkheid om na een faillissementsuitspraak alsnog een schuldsaneringsregeling te verkrijgen. Het cassatieberoep van [gefailleerde] werd derhalve verworpen.